L'adjectif qualificatif / het bijvoeglijk naamwoord (alleen vorm)

Oefenen & Herhaling


alleen vorm
L'adjectif qualificatif/
 Het bijvoeglijk naamwoord
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Oefenen & Herhaling


alleen vorm
L'adjectif qualificatif/
 Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
1. Vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een...
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 3 - Quizvraag

Welke van onderstaande woorden zijn bijvoeglijk naamwoorden? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
lief
B
auto
C
spelen
D
Duitse

Slide 4 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord
Vormt zich naar het zelfstandig naamwoord. 
De standaard regel: 

Mannelijk enkelvoud:                                     grand
Vrouwelijk enkelvoud:    + e                               grande
Mannelijk meervoud:      + s                               grands
Vrouwelijk meervoud:  + es                             grandes

Slide 5 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in:
la _________________ maison
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 6 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
les amis _____________________
A
américain
B
américaine
C
américains
D
américaines

Slide 7 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
une personne __________________
A
élégant
B
élégante
C
élégants
D
élégantes

Slide 8 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
la mer ___________________ (bleu)

Slide 9 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
les filles _______________ (charmant)

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in:
Laura est _________________ (heureux)

Slide 12 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
La semaine _____________ (dernier)

Slide 13 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
Les mères _________________ (actif)

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in:
la ______________ grand-mère
A
vieux
B
vieille
C
veielle
D
vieilles

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
Mon _________________ copain
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal:
J'ai deux (mooie) _________ sœurs.

Slide 18 - Open vraag

Vertaal:
Le prof porte un pantalon (wit) _______

Slide 19 - Open vraag

Vertaal:
La voiture est très (oud) _____________

Slide 20 - Open vraag

Vertaal:
C'est une (lange) _________ route pour aller à Paris.

Slide 21 - Open vraag

Stappenplan 
Stap 1: bepaal of het zelfstandig naamwoord waarover het bijvoeglijk naamwoord iets zegt mnl.ev., vrwl.ev., mnl.mv. of vrwl.mv. is

Stap 2: check of het bijvoeglijk naamwoord niet tot de 2 uitzonderingsgroepen behoort. Nee? Dan standaardregel.

Stap 3: kies op basis van deze informatie de juiste vorm

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Stappenplan: voorbeeld 1
Voorbeeld: "Les filles sont (actif) _________________"

Stap 1: Mnl. ev. / Vrwl. ev. / Mnl. mv. / Vrwl. mv?                              

Stap 2: Is het een uitzondering?

Stap 3: Kies de juiste vorm

Slide 24 - Tekstslide

Stappenplan: voorbeeld 2
Voorbeeld: "Paris est une ville (français) _______________________"

Stap 1: Mnl. ev. / Vrwl. ev. / Mnl. mv. / Vrwl. mv?

Stap 2: Is het een uitzondering?

Stap 3: Kies de juiste vorm

Slide 25 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in:
"J'ai une (bon) _____________ idée!"

Slide 26 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
Paul a un vélo (vert) _______________

Slide 27 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
Il parle la langue (italien) ___________

Slide 28 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
Ils sont très (vieux) _____________

Slide 29 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
Je mange dans un (nouveau) __________________ restaurant.

Slide 30 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
C'est une région (dangereux) ___________________

Slide 31 - Open vraag

Wil je meer oefenen? Ga naar Oefenplein.nl

Slide 32 - Tekstslide