Tussenstop 4

pag. 253
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

pag. 253

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Woordenschatstrategieën




1. verklaren vanuit de context 
2. vergelijk met een woord dat je reeds kent 
3. bestudeer de woordbouwgebruik 
4. betekenisoverleg
5. naslagwerk













Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Moet je alle woorden meteen begrijpen om de tekst te begrijpen? Leg uit.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Woordenschatstrategieën


= verschillende manieren om een betekenis van een woord te achterhalen




1. verklaren vanuit de context 
2. vergelijk met een woord dat je reeds kent 
3. bestudeer de woordbouwgebruik 
4. betekenisoverleg
5. naslagwerk













Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. context
Voorbeeld: socioloog

“Sophie Wooward is een sociologe: voor haar job onderzoekt ze onze samenleving en alles wat daar mee te maken heeft.”




Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

“Sophie Wooward is een sociologe: voor haar job onderzoekt ze onze samenleving en alles wat daar mee te maken heeft.”
<<socioloog>>

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Vergelijk met een woord dat je reeds kent.

           Herken je een ander Nederlands woord of een andere taal?

                                                Voorbeeld: amoureuze



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

<<amoureuze>>

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3.  woordbouwgebruik 

             Kan je het woord opdelen? In samenstellingen,                  afleidingen of woorden die een voorvoegsel hebben.

                                     Voorbeeld: anti-transpirant

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

<<anti-transpirant>>

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4. vraag een vriend

              Met een betekenisoverleg voorkom je misverstanden!

                                         Let op: connotatie, cultuur, ...

Slide 11 - Tekstslide

gieren voorbeeld in oefening hierboven
<<obees>>

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5. woordenboek / zoekmachine

             Let op: vorm 
     werkwoord / zelfstandig naamwoord / bijvoeglijk naamwoord

                                Voorbeeld: bal in het woordenboek


Slide 13 - Tekstslide

gieren voorbeeld in oefening hierboven
<<bal>>

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Woordenschatstrategieën


= verschillende manieren om een betekenis van een woord te achterhalen




1. verklaren vanuit de context 
2. vergelijk met een woord dat je reeds kent 
3. bestudeer de woordbouwgebruik 
4. betekenisoverleg
5. naslagwerk













Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

strategie: woordbouw

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

strategie: woordbouw

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

strategie: naslagwerk
Woordenlijst T4
SS/doc

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

strategie: naslagwerk
Woordenlijst T4
SS/doc

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 6
Lees de instructies. 
  • Wat bedoelen ze met het onderstreepte woord?
     
           Leg in eigen woorden uit.
Instructietaal

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Omschrijf heel precies wat het woord 'habitat' betekent.

  • Toon aan dat deze stelling juist is.

  • Plaats de Franse Revolutie in ruimte en/of tijd.

  • Geef een voorbeeld.

  • Leg je antwoord uit a.d.h.v. de theorie. Geef vervolgens een voorbeeld; breng de theorie in praktijk.
Instructietaal

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Bepaal de verschillen en overeenkomsten tussen hoge en lage adel op een manier die gemakkelijk te overzien is.

  • Geef een eigen uitleg aan deze grafiek.

  • Tot welk besluit kun je komen op basis van deze cijfers?
Instructietaal

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



1. Woordenschat


2. Taalbeschouwing
                        Werk verder aan de oefeningen:
  • woordenlijst op SS/doc/ingevuld lwb

  • oefeningen pag. 253

  • oefeningen pag. 255 - 257
Oefen per 2 de woordenschat/ kaartjes

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kat is bang van de dierenarts
A
mededelende zin
B
vragende zin
C
bevelende zin
D
uitroepende zin

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zou jij dit probleem oplossen
A
mededelende zin
B
vragende zin
C
bevelende zin
D
uitroepende zin

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat een spannend verhaal
A
mededelende zin
B
vragende zin
C
bevelende zin
D
uitroepende zin

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ga zitten
A
mededelende zin
B
vragende zin
C
bevelende zin
D
uitroepende zin

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is er ingeschreven voor de infosessie
A
mededelende zin
B
vragende zin
C
bevelende zin
D
uitroepende zin

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wees stil
A
mededelende zin
B
vragende zin
C
bevelende zin
D
uitroepende zin

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is geen evenement gepland deze week
A
mededelende zin
B
vragende zin
C
ontkennende zin
D
uitroepende zin

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er wordt hevig onweer voorspeld voor vanavond
A
mededelende zin
B
vragende zin
C
bevelende zin
D
uitroepende zin

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vaccins krijgen kinderen op de leeftijd van acht weken
A
mededelende zin
B
vragende zin
C
bevelende zin
D
uitroepende zin

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies