Lesson 1 - Briding the Gap (1 t/m 4)

Quiz
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Wat: 
Je gaat zelfstandig een lesson-up doornemen met je laptop. Daarna ga je aan de slag met Bridging the Gap uit werkboek A.

Waarom: 
In deze lesson-up ga je de belangrijkste lesstof van vorig jaar opfrissen, dat jou gaat helpen met Engels in leerjaar 4.

Slide 2 - Tekstslide

MATCH the WORDS! 
social interactions
formeel
uit elkaar gaan
leeftijdsgenoot
rekenen op
elkaar helpen
vrienden maken
contact verliezen met
to break up
to depend on
formal
to help 
eachother out
to lose touch with
to make friends
peer

Slide 3 - Sleepvraag

MATCH the WORDS! 
social interactions
easy-going
loyal
trust
colleague
informal
to have in common
mutual friends
to spend time with
collega
makkelijk in de omgang
gemeen hebben
trouw
gemeenschappelijke vrienden
vertrouwen
informeel
tijd door-brengen met

Slide 4 - Sleepvraag

Wat betekent 'bossy'

My sister is very bossy.
A
lief
B
koppig
C
bazig
D
kinderachtig

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent 'polite'

English people are always very polite.
A
beleefd
B
optimistisch
C
avontuurlijk

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de Nederlandse vertaling van 'to spend time with'?

I like spending time with my family

Slide 7 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van 'mutual friend'?

Kevin is our mutual friend.

Slide 8 - Open vraag

Wat betekent 'behaviour'

I want to be a dog behaviour specialist.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het Engelse woord voor: 'roddels'

Slide 10 - Open vraag

Wat is 'gesprek' in het Engels?

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent: I'm volunteering at an animal shelter.

Slide 12 - Open vraag

Wat is in het Engels:
Wat vind je er het leukst aan?

Slide 13 - Open vraag

Wat betekent 'Do you see what I mean?'

Slide 14 - Open vraag

Nu een stukje grammatica over bezittelijke voornaamwoorden.

Slide 15 - Tekstslide

Relative pronouns
who
personen
The girl who stole my bike is awful.
whose
bezittingen
The girl whose bike was stolen is crying. 
which
dieren/dingen
extra info kan wel weggelaten worden 
The old building, which was built in 1595, collapsed yesterday.
that 
dieren/dingen
extra info kan niet weggelaten worden 
The flour that I need for the cake is gone. 

Slide 16 - Tekstslide

The rule - Relative pronouns
whose
which
who
where

Slide 17 - Sleepvraag

She is the teacher
Relative pronouns
teaches us English.
who
which
X

Slide 18 - Sleepvraag

Here are some songs 
Relative pronouns
my mother taught me.
who
which
that
X

Slide 19 - Sleepvraag

According to the ____, you are ____ until proven ____. 
It's not enough to ____ a criminal, you also need enough ____ to convict them. 
Inspectors will ____ the accident as soon as possible. 
law
innocent
guilty
arrest
proof
investigate

Slide 20 - Sleepvraag

Wat betekent 'against the law'?
Phone use in schools is now against the law.

Slide 21 - Open vraag

Wat is 'dreigen'?

Slide 22 - Open vraag

Wat betekent 'complicated'?

Slide 23 - Open vraag

Vertaal naar het Nederlands:
When we went on holiday, we explored the beaches.

Slide 24 - Open vraag

aardbeving
lawine
stofstorm
sneeuwstorm
epidemie
natuurramp
avalanche
natural disaster
earthquake
blizzard
dust storm
epidemic

Slide 25 - Sleepvraag

natural disasters
disasters from space
manmade disasters
solar flare
nuclear accident
global warming
hurricane
meteor strike
flood
volcano eruption

Slide 26 - Sleepvraag

natural disaster
clean energies
fossil fuels
oil
storm
coal
ice melting

Slide 27 - Sleepvraag

D
avalanche 
epidemic 
blizzard 
plague 
eruption 
wildfire 
monsoon 
dust storm 
heatwave 
natural disaster 
tidal wave 
tornado
earthquake 
mudslide 
lawine
epidemie
sneeuwstorm
plaag
uitbarsting
natuurbrand
moesson
stofstorm
hittegolf
natuurramp
vloedgolf
tornado
aardbeving
modderstroom

Slide 28 - Sleepvraag

Make a correct sentence.
present simple <> present continuous
Tom and his brother  ______________ (study) in London at the moment.
are studing
study
are studying
studies

Slide 29 - Sleepvraag

Make a correct sentence.
present simple <> present continuous
Every summer we ______________ (visit) our family.  
visited
visitting
visit
is visitting

Slide 30 - Sleepvraag

Make a correct sentence.
present simple <> present continuous
Jennifer always ______________ (wear) a black dress.
is wearing
wears
wear
am wearing

Slide 31 - Sleepvraag

Make a correct sentence.
present simple <> present continuous
We ______________ (see) Alice over here, right now.
see
sees
is seeing
are seeing

Slide 32 - Sleepvraag

Make a correct sentence.
present simple <> present continuous
I ______________ (listen)  to music now.
listen
listens
am listening
is listening

Slide 33 - Sleepvraag

Vertaal naar het Nederlands:
We didn't buy a return ticket. We are staying there.

Slide 34 - Open vraag

Vertaal naar het Nederlands:
How was your trip to France?

Slide 35 - Open vraag

Vertaal naar het Nederlands:
I thought the weather was wonderful, because it was sunny.

Slide 36 - Open vraag

Vertaal naar het Nederlands:
I had a great time, but it was windy.

Slide 37 - Open vraag

Vertaal naar het Nederlands:
What was the matter with Susan?
She had a sore throat.

Slide 38 - Open vraag

Vertaal naar het Nederlands:
I have got a fracture. I have to walk on crutches.

Slide 39 - Open vraag

Vertaal naar het Nederlands:
I had to get stitches on holiday, because I slipped and fell by the pool.

Slide 40 - Open vraag

Well done!
Je bent nu klaar met Bridging the Gap en hebt je woordenschat van vorig jaar opgefrist. 

Goed gedaan!

Slide 41 - Tekstslide