3.9 spelling

3.9 spelling


Zwakke werkwoorden in de verleden tijd
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.9 spelling


Zwakke werkwoorden in de verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen van 3.9

  1.  Ik kan de pv vt van zwakke werkwoorden in het enkelvoud juist spellen.
  2.  Ik kan de pv vt van zwakke werkwoorden in het meervoud juist spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Sterk of zwak?

DENKEN
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 3 - Quizvraag

tennissen
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 4 - Quizvraag

Schrijf 3 zwakke werkwoord op

Slide 5 - Woordweb

Filmpje Talent
Kijk even mee.

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden

Voorbeelden

hele ww= Fietsen
Stam      = Fiets
-> Fietste(n

hele ww= Geloven
stam      = Gelov
-> Geloofde(n)

Slide 8 - Tekstslide

Verhuizen
Noteer de stam
Noteer de vt van 'ik'

Slide 9 - Woordweb

Verven
Noteer de stam
Noteer de vt van 'hij'

Slide 10 - Woordweb

Lozen
Noteer de stam
Noteer de vt van 'jij'

Slide 11 - Woordweb

Zeven
Noteer de stam
Noteer de vt bij 'het meisje'

Slide 12 - Woordweb

Alle tijden in een stroomschema:

Slide 13 - Tekstslide

Welk woord is hier de persoonsvorm?
De hond wordt door de buurman uitgelaten.

Slide 14 - Open vraag

kleven (vt)
De stickers […] aan het raam.

Slide 15 - Open vraag

Faxen (vt)
De meeste bedrijven [...] niet meer met hun klanten.

Slide 16 - Open vraag

Sterk of zwak?

BIJTEN
A
sterk
B
zwak

Slide 17 - Quizvraag

Sterk of zwak?
verhuizen
A
sterk
B
zwak

Slide 18 - Quizvraag

Wij verhui....... (vt) vroeger met regelmaat.

Slide 19 - Open vraag

Snap je het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll