BASISSTOF 4 BEVRUCHTING EN ZWANGERSCHAP

Bevruchting en zwangerschap
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bevruchting en zwangerschap

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BASISSTOF 4 BEVRUCHTING EN ZWANGERSCHAP
BEVRUCHTING
ZWANGER
PLACENTA
NAVELSTRENG EN VRUCHTWATER
FOETUS
TWEELINGEN

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BEVRUCHTING
  • Een zaadcel kan ongeveer 3 dagen in leven blijven. Een eicel gemiddeld 24 uur vanaf de ovulatie (eisprong).

  • Als de kop van een zaadcel de eicel binnendringt wordt het celmembraan van de eicel ondoordringbaar voor andere zaadcellen. 

  • Wanneer de kernen van beide geslachtscellen met daarin de erfelijke informatie samensmelten spreken we  van een bevruchting.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZWANGER
  • Gele lichaam blijft in stand enzal oestrogeen afscheiden. Verdikking van het baarmoederslijmvlies blijft daardoor in stand.
  • Bevruchte eicel begint zich in de eileider direct te delen zonder plasmagroei (4 tot 5 dagen tot de baarmoeder onderweg). Er ontstaat een klompje cellen.
  • Klompje kleine cellen nestelt zich in het verdikte baarmoederslijmvlies.  Vanaf innesteling afgifte hormoon hCG door embryo. Na 1 week hCG meetbaar in urine van moeder (zwangerschapstest mogelijk).
  • Dan begint het proces van mitose en de ontwikkeling van het embryo (eerste acht weken). Nu wel plasma groei van dochtercellen.

Slide 4 - Tekstslide

Humaan Chorion Gonado Trofine
Alle hormonen die de groei en de werking van de gonaden (testikels (of teelballen) bij de man en ovaria (of eierstokken) bij de vrouw) stimuleren. Gonadotrofines worden uitgescheiden door de hypofyse (of het hersenaanhangsel).
Humaan Chorion Gonadotrofine (HCG) is een lichaamseigen hormoon. Bij vrouwen stimuleert HCG de eisprong en zorgt het dat een bevruchte eicel zich kan nestelen in de baarmoeder. Bij mannen stimuleert het de rijping van zaadcellen en de ontwikkeling van de geslachtsorganen.
PLACENTA
  • In baarmoederslijmvlies holten gevuld met bloed van de moeder. Er groeien uitstulpingen van het weefsel van de embryo. Uitwisseling van voedingsstoffen en zuurstof via uitstulpingen maakt de eerste groei en ontwikkeling mogelijk.
  • Gaandeweg begint de placenta (moederkoek) zich te ontwikkelen bestaande uit weefsel van de moeder en embryo. Bloed van moeder en embryo stromen vlak langs elkaar heen om stofwisseling mogelijk te maken. 
  • Let op! het bloed van de moeder en embryo blijven gescheiden. Alleen opgeloste stoffen in het bloedplasma worden uitgewisseld (zoals ook alcohol of ziekteverwekkers), maar geen rode bloedcellen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat blijft gescheiden in de placenta?
A
Voedingsstoffen
B
Bloed van moeder en embryo
C
Zuurstof
D
Afvalstoffen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar vindt de voedingsuitwisseling plaats?
A
In de baarmoederhals
B
In de placenta
C
In de eicel
D
In de eileider

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat maakt hCG mogelijk in urine?
A
Eicelontwikkeling
B
Ovulatie
C
Zaadcelactiviteit
D
Afgifte door embryo na innesteling

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er bij de bevruchting?
A
Eicel sterft onmiddellijk
B
Kernen van geslachtscellen smelten samen
C
Zaadcel groeit snel
D
Baarmoeder verliest slijmvlies

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang blijft een zaadcel in leven?
A
2 dagen
B
1 week
C
Ongeveer 3 dagen
D
24 uur

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

NAVELSTRENG EN VRUCHTWATER
  • Embryo is via navelstreng verbonden met placenta.

  • Drie bloedvaten in navelstreng: 2 navelstrengslagaders (zuurstofarm bloed)  en 1 navelstrengader (zuurstofrijk bloed)

  • Embryo ligt in vruchtwater met twee vruchtvliezen. Zorgen voor een stabiel intern milieu.

  • Functie vruchtwater: uitdroging - stoten - constante temperatuur - beweging

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

FOETUS
  • Vanaf 12de week wordt het niet meer een embryo genoemd, maar een foetus.

  • Alle belangrijke organen zijn gevormd.
 
  • De meeste mensen houden de zwangerschap stil tot deze eerste kwetsbare periode voorbij is.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TWEELINGEN
Eeneiige tweelingen: klompje cellen laten elkaar los tijdens de erste celdelingen. Slechts één eicel en één zaadcel betrokken. 

Twee-eiige tweeling: twee eicellen en twee zaadcellen betrokken. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de placenta?
A
bevestiging van het embryo in de baarmoeder
B
bescherming van het embryo
C
uitwisseling van voedingsstoffen en zuurstof tussen moeder en embryo
D
productie van hormonen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er bij een bevruchting?
A
de zaadcel dringt de eicel binnen
B
de eicel begint zich te delen
C
het embryo nestelt zich in het baarmoederslijmvlies
D
de kernen van beide geslachtscellen smelten samen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er als de kop van een zaadcel de eicel binnendringt?
A
de eicel wordt vernietigd
B
het celmembraan van de eicel wordt ondoordringbaar voor andere zaadcellen
C
de eicel wordt onvruchtbaar
D
andere zaadcellen kunnen ook de eicel binnendringen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer ontmoeten zaadcel en eicel elkaar?
A
in de eileider
B
in de vagina
C
in de baarmoeder
D
in de eierstok

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang kan een zaadcel in leven blijven?
A
12 uur
B
1 week
C
1 dag
D
3 dagen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem minstens drie secundaire geslachtskenmerken van een vrouw.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel wordt aangegeven met het cijfer 5?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem minstens drie overeenkomsten van secundaire geslachtskenmerken van een man en vrouw.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel wordt aangegeven met het cijfer 3?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met 'de overgang' van een vrouw; en wat is de oorzaak?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem drie verschillen in de bouw en functie tussen de eicel en zaadcel.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk verband tussen lichaamstemperatuur en vruchtbaarheid laat afbeelding 3 zien? Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk onderdeel van de vrouwelijke geslachtsorganen vindt de bevruchting plaats?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe komt het dat bij een eeneiige tweelingen hetzelfde geslacht van toepassing is bij beide embryo's?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

foetus
ontwikkeling placenta
embryo
innesteling
bevruchting
ovulatie

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem minstens drie secundaire geslachtskenmerken van een man.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies