De arm aan de kant van de emmer is twee keer groter dan de arm van het contragewicht. De zwaartekracht van het contragewicht moet daarom twee keer zo klein zijn: Fz = 147,2 / 2 = 67,9 N
Fz=m⋅g
Fz=15⋅9,81=147,2N
m=gFz=9,8167,9=6,9kg
Slide 5 - Tekstslide
b) Opmeten:
berekenen:
armdeurdranger=0,65cm
armJaap=3,2cm
(kracht⋅arm)deurdranger=(kracht⋅arm)jaap
(150⋅0,65)=(kracht⋅3,2)jaap
3,2150⋅0,65=krachtjaap
Fjaap=30,5N
Slide 6 - Tekstslide
Toetsbespreking
Slide 7 - Tekstslide
Juist of onjuist
Slide 8 - Tekstslide
Constantaandraad
Slide 9 - Tekstslide
Drie autolampen
Slide 10 - Tekstslide
Drie autolampen
Slide 11 - Tekstslide
Drie weerstanden
Slide 12 - Tekstslide
Nieuwe lampen
Slide 13 - Tekstslide
Nieuwe lampen
Slide 14 - Tekstslide
Spanning
De batterij heeft een minpool met steeds een overschot van elektronen. Dat zorgt voor een kracht waarmee geleidingselektronen door de draadjes worden geduwd, vanaf de minpool naar de pluspool.
De pluspool zorgt steeds met haar tekort aan elektronen voor een extra kracht die geleidingselektronen naar zich toetrekt.
De spanning van de batterij wordt veroorzaakt door het ladingsverschil tussen de polen.
De spanning geeft aan hoeveel energie de elektronen bij de spanningsbron mee krijgen.