Thema 2 Ongewenst kinderloos

Thema 2 

Voortplanting en seksualiteit

  




B7

Ongewenst kinderloos

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 

Voortplanting en seksualiteit

  




B7

Ongewenst kinderloos

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesprogramma 

  • Ophalen voorkennis
  • Uitleg BS7 ongewenst kinderloos
  • Expertgroepjes
  • Zelfstandig opdrachten maken 
  • Oefen de Flitskaarten en maak Test Jezelf als laatste
  • Lesafsluiter B7


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog van B6?
Geboorteregeling

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat was je score?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen B7
  1.  Je kunt de oorzaken van verminderde vruchtbaarheid toelichten.
  2. Je kunt verschillende vruchtbaarheidsbehandelingen noemen en uitleggen. 
  3. Je kunt met behulp van ethische en biologische argumenten toelichten dat er verschillende standpunten zijn over het ingrijpen in het voortplantingsproces.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ongewenst kinderloos
Verschillende oorzaken:
  • Leeftijd
  1.        Verminderde kwaliteit eicellen/ spermacellen
  2.         Leefstijl (roken, alcohol, overgewicht, drugsgebruik, cafeïnegebruik,                       ondergewicht, slaapritme, stress etc.)
  • Hormoonstoornissen
  • Afwijkingen voortplantingsorganen
  • Problemen in baarmoeder(slijmvlies)
  • Soa's

Slide 7 - Tekstslide

In Nederland lukt het bij ongeveer een op de zes stellen die een kind willen niet om binnen een jaar zwanger te worden. Ze kunnen dan naar de huisarts gaan, die onderzoek kan laten doen naar eventueel aanwezige of eerdere soa’s, of naar zaadkwaliteit. Ook kan de huisarts een stel doorverwijzen naar een gynaecoloog. Bij ongeveer 30% van de doorverwezen stellen ligt de oorzaak bij de vrouw, bij 30% bij de man en bij 30% bij beiden. In 10% van de gevallen wordt geen oorzaak gevonden.
Hoe ouder een stel is, hoe groter de kans is dat het niet lukt om kinderen te krijgen. Vooral de leeftijd van de vrouw is van belang. Bij vrouwen onder de 30 jaar is 80% binnen een jaar zwanger, bij vrouwen boven de 35 jaar is dat percentage gedaald naar 50%. Een van de oorzaken is dat de kwaliteit van de eicellen afneemt. Ook de kwaliteit van het sperma kan afnemen bij het ouder worden van de man. In Nederland krijgen stellen op een steeds latere leeftijd hun eerste kind, hierdoor is het aantal stellen dat problemen heeft met het krijgen van kinderen gegroeid.
Behalve leeftijd is ook de leefstijl van invloed op de vruchtbaarheid. De volgende zaken verlagen de vruchtbaarheid: roken, alcoholgebruik, overgewicht, drugsgebruik, ondergewicht, verstoring van het dag- en nachtritme, cafeïnegebruik bij vrouwen, blootstelling aan schadelijke stoffen, stress en overmatig sporten. Bij mannen kan koorts zorgen voor een verstoring van de spermakwaliteit voor drie maanden.
Ook zijn er oorzaken van verminderde vruchtbaarheid waar een vrouw of man geen invloed op heeft, zoals hormoonstoornissen, eerdere infecties, afwijkingen in de aanleg van de voortplantingsorganen, seksuele problemen en problemen in de baarmoeder of het baarmoederslijmvlies. Ook soa’s kunnen een oorzaak zijn van verminderde onvruchtbaarheid.
Expertgroepjes werkvorm
Verschillende vormen van vruchtbaarheidsbehandelingen:
Groepje 1: ovulatie-inductie
Groepje 2: Kunstmatige (donor) inseminatie (KI/ KID)
Groepje 3: In-vitrofertilisatie
Groepje 4: Intracytoplasmatischesperma-injectie (ICSI)

Je krijgt 5 minuten om op te zoeken wat de methode inhoudt, wanneer het wordt gebruikt en hoe hoog de slagingskans is. 
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Als uit onderzoek blijkt dat de kans op zwangerschap op de natuurlijke manier te klein is, kan een stel naar een gynaecoloog of voortplantingsarts gaan. De arts kiest voor een vruchtbaarheidsbehandeling die past bij de oorzaak van de verminderde vruchtbaarheid.
Als de menstruatiecyclus heel onregelmatig is of niet aanwezig, kan door middel van hormonen de cyclus worden nagebootst. Dit wordt ovulatie-inductie genoemd. Als de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kunnen spermacellen vlak voor de ovulatie in de baarmoeder worden ingebracht. Dit gebeurt ook als de slijmprop in de baarmoedermond de spermacellen niet doorlaat. Deze vruchtbaarheidsbehandeling wordt kunstmatige inseminatie (ki) of intra-uteriene inseminatie (iui) genoemd. Als blijkt dat een man geen spermacellen produceert of de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kan worden gekozen voor kunstmatige inseminatie met spermacellen van een donor (KID). Dit kan ook een oplossing zijn voor lesbische stellen en vrouwen zonder partner die wel graag een kind willen.
Soms leiden verschillende iui-pogingen niet tot een zwangerschap of is iui niet geschikt, bijvoorbeeld vanwege afgesloten eileiders. In zulke gevallen kan worden gekozen voor in-vitrofertilisatie (ivf). Bij ivf wordt medicatie gegeven waardoor meerdere follikels rijpen, maar er geen ovulatie optreedt. Vervolgens vindt de punctie plaats: de eicellen worden uit de eierstokken gehaald met een lange naald die door de wand van de vagina de eierstokken aanprikt. In een laboratorium worden de spermacellen bij de eicellen gevoegd. De eicellen waarbij de bevruchting is geslaagd, ondergaan delingen. Na een aantal dagen (meestal drie of vijf) wordt het embryo (soms twee embryo’s) met de grootste kans op innesteling in de baarmoeder van de vrouw geplaatst (zie afbeelding 51). De overige embryo’s worden ingevroren, gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek of vernietigd.
Als de spermacellen van een te slechte kwaliteit zijn, of als bij een eerdere ivf is gebleken dat de eicellen niet werden bevrucht, kan worden gekozen voor intracytoplasmatischesperma-injectie (ICSI). Bij ICSI wordt hetzelfde traject gevolgd als bij ivf, alleen in het laboratorium wordt een extra handeling uitgevoerd (zie afbeelding 52). In elke goede eicel wordt met een naald één spermacel gebracht.
Soms is het voor mannen die vrijwel geen goede spermacellen produceren wel mogelijk dat er spermacellen uit de bijballen (PESA) of uit de teelballen (TESA) worden gehaald. Deze spermacellen kunnen worden gebruikt voor een ICSI-behandeling.
Na ongeveer twee weken kan de vrouw een zwangerschapstest doen. Bij 40 tot 50% van de stellen leidt ivf of ICSI na één of meer pogingen tot vervulling van de kinderwens. Per poging is de kans ongeveer 20% (zie afbeelding 53).
Expertgroepjes werkvorm
  • Je legt aan je nieuwe groepje uit wat je weet over de
    vruchtbaarheidsbehandeling waar jij expert van bent. 

  • Maak samen een kort overzicht op papier van de verschillende behandelingen.

  • Je krijgt hier 15 minuten de tijd voor. 
timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Als uit onderzoek blijkt dat de kans op zwangerschap op de natuurlijke manier te klein is, kan een stel naar een gynaecoloog of voortplantingsarts gaan. De arts kiest voor een vruchtbaarheidsbehandeling die past bij de oorzaak van de verminderde vruchtbaarheid.
Als de menstruatiecyclus heel onregelmatig is of niet aanwezig, kan door middel van hormonen de cyclus worden nagebootst. Dit wordt ovulatie-inductie genoemd. Als de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kunnen spermacellen vlak voor de ovulatie in de baarmoeder worden ingebracht. Dit gebeurt ook als de slijmprop in de baarmoedermond de spermacellen niet doorlaat. Deze vruchtbaarheidsbehandeling wordt kunstmatige inseminatie (ki) of intra-uteriene inseminatie (iui) genoemd. Als blijkt dat een man geen spermacellen produceert of de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kan worden gekozen voor kunstmatige inseminatie met spermacellen van een donor (KID). Dit kan ook een oplossing zijn voor lesbische stellen en vrouwen zonder partner die wel graag een kind willen.
Soms leiden verschillende iui-pogingen niet tot een zwangerschap of is iui niet geschikt, bijvoorbeeld vanwege afgesloten eileiders. In zulke gevallen kan worden gekozen voor in-vitrofertilisatie (ivf). Bij ivf wordt medicatie gegeven waardoor meerdere follikels rijpen, maar er geen ovulatie optreedt. Vervolgens vindt de punctie plaats: de eicellen worden uit de eierstokken gehaald met een lange naald die door de wand van de vagina de eierstokken aanprikt. In een laboratorium worden de spermacellen bij de eicellen gevoegd. De eicellen waarbij de bevruchting is geslaagd, ondergaan delingen. Na een aantal dagen (meestal drie of vijf) wordt het embryo (soms twee embryo’s) met de grootste kans op innesteling in de baarmoeder van de vrouw geplaatst (zie afbeelding 51). De overige embryo’s worden ingevroren, gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek of vernietigd.
Als de spermacellen van een te slechte kwaliteit zijn, of als bij een eerdere ivf is gebleken dat de eicellen niet werden bevrucht, kan worden gekozen voor intracytoplasmatischesperma-injectie (ICSI). Bij ICSI wordt hetzelfde traject gevolgd als bij ivf, alleen in het laboratorium wordt een extra handeling uitgevoerd (zie afbeelding 52). In elke goede eicel wordt met een naald één spermacel gebracht.
Soms is het voor mannen die vrijwel geen goede spermacellen produceren wel mogelijk dat er spermacellen uit de bijballen (PESA) of uit de teelballen (TESA) worden gehaald. Deze spermacellen kunnen worden gebruikt voor een ICSI-behandeling.
Na ongeveer twee weken kan de vrouw een zwangerschapstest doen. Bij 40 tot 50% van de stellen leidt ivf of ICSI na één of meer pogingen tot vervulling van de kinderwens. Per poging is de kans ongeveer 20% (zie afbeelding 53).
Vruchtbaarheidsbehandelingen
  • Kans op natuurlijke zwangerschap te klein: passende behandeling gezocht. 

  • Onregelmatige/ afwezige menstruatiecyclus: hormonen (ovulatie-inductie). 
  • Kwaliteit spermacellen laag: in baarmoeder gebracht (kunstmatige inseminatie; KI, IUI)
  • Kwaliteit spermacellen te laag : KI van donor (KID)

KID wordt ook toegepast bij alleenstaande vrouwen of
lesbische stellen. 


Slide 10 - Tekstslide

Als uit onderzoek blijkt dat de kans op zwangerschap op de natuurlijke manier te klein is, kan een stel naar een gynaecoloog of voortplantingsarts gaan. De arts kiest voor een vruchtbaarheidsbehandeling die past bij de oorzaak van de verminderde vruchtbaarheid.
Als de menstruatiecyclus heel onregelmatig is of niet aanwezig, kan door middel van hormonen de cyclus worden nagebootst. Dit wordt ovulatie-inductie genoemd. Als de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kunnen spermacellen vlak voor de ovulatie in de baarmoeder worden ingebracht. Dit gebeurt ook als de slijmprop in de baarmoedermond de spermacellen niet doorlaat. Deze vruchtbaarheidsbehandeling wordt kunstmatige inseminatie (ki) of intra-uteriene inseminatie (iui) genoemd. Als blijkt dat een man geen spermacellen produceert of de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kan worden gekozen voor kunstmatige inseminatie met spermacellen van een donor (KID). Dit kan ook een oplossing zijn voor lesbische stellen en vrouwen zonder partner die wel graag een kind willen.
Soms leiden verschillende iui-pogingen niet tot een zwangerschap of is iui niet geschikt, bijvoorbeeld vanwege afgesloten eileiders. In zulke gevallen kan worden gekozen voor in-vitrofertilisatie (ivf). Bij ivf wordt medicatie gegeven waardoor meerdere follikels rijpen, maar er geen ovulatie optreedt. Vervolgens vindt de punctie plaats: de eicellen worden uit de eierstokken gehaald met een lange naald die door de wand van de vagina de eierstokken aanprikt. In een laboratorium worden de spermacellen bij de eicellen gevoegd. De eicellen waarbij de bevruchting is geslaagd, ondergaan delingen. Na een aantal dagen (meestal drie of vijf) wordt het embryo (soms twee embryo’s) met de grootste kans op innesteling in de baarmoeder van de vrouw geplaatst (zie afbeelding 51). De overige embryo’s worden ingevroren, gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek of vernietigd.
Als de spermacellen van een te slechte kwaliteit zijn, of als bij een eerdere ivf is gebleken dat de eicellen niet werden bevrucht, kan worden gekozen voor intracytoplasmatischesperma-injectie (ICSI). Bij ICSI wordt hetzelfde traject gevolgd als bij ivf, alleen in het laboratorium wordt een extra handeling uitgevoerd (zie afbeelding 52). In elke goede eicel wordt met een naald één spermacel gebracht.
Soms is het voor mannen die vrijwel geen goede spermacellen produceren wel mogelijk dat er spermacellen uit de bijballen (PESA) of uit de teelballen (TESA) worden gehaald. Deze spermacellen kunnen worden gebruikt voor een ICSI-behandeling.
Na ongeveer twee weken kan de vrouw een zwangerschapstest doen. Bij 40 tot 50% van de stellen leidt ivf of ICSI na één of meer pogingen tot vervulling van de kinderwens. Per poging is de kans ongeveer 20% (zie afbeelding 53).
Vruchtbaarheidsbehandelingen
Als KI niet werkt (bijv. door afgesloten eileiders), wordt in-vitrofertilisatie (IVF) geprobeerd. 

  1. Medicatie waardoor meerdere follikels rijpen, maar geen ovulatie. 
  2. Eicellen uit eierstokken gehaald. 
  3. In het lab worden spermacellen bij eicellen gevoegd. 
  4. Embryo met kans op innesteling wordt teruggeplaatst. 


Slide 11 - Tekstslide

Als uit onderzoek blijkt dat de kans op zwangerschap op de natuurlijke manier te klein is, kan een stel naar een gynaecoloog of voortplantingsarts gaan. De arts kiest voor een vruchtbaarheidsbehandeling die past bij de oorzaak van de verminderde vruchtbaarheid.
Als de menstruatiecyclus heel onregelmatig is of niet aanwezig, kan door middel van hormonen de cyclus worden nagebootst. Dit wordt ovulatie-inductie genoemd. Als de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kunnen spermacellen vlak voor de ovulatie in de baarmoeder worden ingebracht. Dit gebeurt ook als de slijmprop in de baarmoedermond de spermacellen niet doorlaat. Deze vruchtbaarheidsbehandeling wordt kunstmatige inseminatie (ki) of intra-uteriene inseminatie (iui) genoemd. Als blijkt dat een man geen spermacellen produceert of de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kan worden gekozen voor kunstmatige inseminatie met spermacellen van een donor (KID). Dit kan ook een oplossing zijn voor lesbische stellen en vrouwen zonder partner die wel graag een kind willen.
Soms leiden verschillende iui-pogingen niet tot een zwangerschap of is iui niet geschikt, bijvoorbeeld vanwege afgesloten eileiders. In zulke gevallen kan worden gekozen voor in-vitrofertilisatie (ivf). Bij ivf wordt medicatie gegeven waardoor meerdere follikels rijpen, maar er geen ovulatie optreedt. Vervolgens vindt de punctie plaats: de eicellen worden uit de eierstokken gehaald met een lange naald die door de wand van de vagina de eierstokken aanprikt. In een laboratorium worden de spermacellen bij de eicellen gevoegd. De eicellen waarbij de bevruchting is geslaagd, ondergaan delingen. Na een aantal dagen (meestal drie of vijf) wordt het embryo (soms twee embryo’s) met de grootste kans op innesteling in de baarmoeder van de vrouw geplaatst (zie afbeelding 51). De overige embryo’s worden ingevroren, gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek of vernietigd.
Als de spermacellen van een te slechte kwaliteit zijn, of als bij een eerdere ivf is gebleken dat de eicellen niet werden bevrucht, kan worden gekozen voor intracytoplasmatischesperma-injectie (ICSI). Bij ICSI wordt hetzelfde traject gevolgd als bij ivf, alleen in het laboratorium wordt een extra handeling uitgevoerd (zie afbeelding 52). In elke goede eicel wordt met een naald één spermacel gebracht.
Soms is het voor mannen die vrijwel geen goede spermacellen produceren wel mogelijk dat er spermacellen uit de bijballen (PESA) of uit de teelballen (TESA) worden gehaald. Deze spermacellen kunnen worden gebruikt voor een ICSI-behandeling.
Na ongeveer twee weken kan de vrouw een zwangerschapstest doen. Bij 40 tot 50% van de stellen leidt ivf of ICSI na één of meer pogingen tot vervulling van de kinderwens. Per poging is de kans ongeveer 20% (zie afbeelding 53).
Vruchtbaarheidsbehandelingen
Als spermacellen te slechte kwaliteit hebben/ IVF niet werkt, wordt intracytoplasmatischesperma-injectie (ICSI) toegepast. 

Hetzelfde traject als IVF, maar dan wordt in elke eicel 1 spermacel toegevoegd. 

Soms spermacellen uit bijballen (PESA) of teelballen (TESA). 

Slide 12 - Tekstslide

Als uit onderzoek blijkt dat de kans op zwangerschap op de natuurlijke manier te klein is, kan een stel naar een gynaecoloog of voortplantingsarts gaan. De arts kiest voor een vruchtbaarheidsbehandeling die past bij de oorzaak van de verminderde vruchtbaarheid.
Als de menstruatiecyclus heel onregelmatig is of niet aanwezig, kan door middel van hormonen de cyclus worden nagebootst. Dit wordt ovulatie-inductie genoemd. Als de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kunnen spermacellen vlak voor de ovulatie in de baarmoeder worden ingebracht. Dit gebeurt ook als de slijmprop in de baarmoedermond de spermacellen niet doorlaat. Deze vruchtbaarheidsbehandeling wordt kunstmatige inseminatie (ki) of intra-uteriene inseminatie (iui) genoemd. Als blijkt dat een man geen spermacellen produceert of de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kan worden gekozen voor kunstmatige inseminatie met spermacellen van een donor (KID). Dit kan ook een oplossing zijn voor lesbische stellen en vrouwen zonder partner die wel graag een kind willen.
Soms leiden verschillende iui-pogingen niet tot een zwangerschap of is iui niet geschikt, bijvoorbeeld vanwege afgesloten eileiders. In zulke gevallen kan worden gekozen voor in-vitrofertilisatie (ivf). Bij ivf wordt medicatie gegeven waardoor meerdere follikels rijpen, maar er geen ovulatie optreedt. Vervolgens vindt de punctie plaats: de eicellen worden uit de eierstokken gehaald met een lange naald die door de wand van de vagina de eierstokken aanprikt. In een laboratorium worden de spermacellen bij de eicellen gevoegd. De eicellen waarbij de bevruchting is geslaagd, ondergaan delingen. Na een aantal dagen (meestal drie of vijf) wordt het embryo (soms twee embryo’s) met de grootste kans op innesteling in de baarmoeder van de vrouw geplaatst (zie afbeelding 51). De overige embryo’s worden ingevroren, gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek of vernietigd.
Als de spermacellen van een te slechte kwaliteit zijn, of als bij een eerdere ivf is gebleken dat de eicellen niet werden bevrucht, kan worden gekozen voor intracytoplasmatischesperma-injectie (ICSI). Bij ICSI wordt hetzelfde traject gevolgd als bij ivf, alleen in het laboratorium wordt een extra handeling uitgevoerd (zie afbeelding 52). In elke goede eicel wordt met een naald één spermacel gebracht.
Soms is het voor mannen die vrijwel geen goede spermacellen produceren wel mogelijk dat er spermacellen uit de bijballen (PESA) of uit de teelballen (TESA) worden gehaald. Deze spermacellen kunnen worden gebruikt voor een ICSI-behandeling.
Na ongeveer twee weken kan de vrouw een zwangerschapstest doen. Bij 40 tot 50% van de stellen leidt ivf of ICSI na één of meer pogingen tot vervulling van de kinderwens. Per poging is de kans ongeveer 20% (zie afbeelding 53).
Biologische en ethische argumenten
Biologische argumenten
  • Te oude moeder verminderd kans op zwangerschap van gezond kind. 
  • Meer risico's voor oudere moeder bij zwangerschap/ bevalling. 

Ethische argumenten:
  • Bij oude moeder is de kans groter dat ze overlijdt als het kind jong is/ niet meer voor het kind kan zorgen door ouderdomskwalen of ziekte. 

Slide 13 - Tekstslide

Ivf en ICSI worden in Nederland vergoed tot de vrouw een leeftijd van 42 jaar heeft bereikt. De behandeling mag bij vrouwen tot 45 jaar worden uitgevoerd, maar veel klinieken doen dit niet. Zij geven aan dat de kwaliteit van de eicellen dan zo sterk is verminderd, dat de kans op een zwangerschap van een gezond kind te klein is. Ook zijn er meer risico’s voor de moeder tijdens een eventuele zwangerschap en bevalling. Dit zijn biologische argumenten.
In andere landen zijn klinieken waar vrouwen tot een veel hogere leeftijd in aanmerking komen voor ivf. Soms wordt er dan gebruikgemaakt van een donoreicel. Er zijn mensen die tegen ivf zijn bij vrouwen boven een bepaalde leeftijd. Argumenten die worden gegeven zijn dat de kans groter is dat de moeder overlijdt als het kind nog jong is, of dat de moeder door ziekte of ouderdomskwalen niet meer voor het kind kan zorgen. Dit zijn ethische argumenten.
Maak opdracht 93 t/m 100
Klaar?
  • Oefen de Flitskaarten en Test Jezelf van B7

Klaar?
  • Neem de Context Leefwereld 'Embryo's en gameten uit de diepvries' door en maak 
    opdracht 101-103

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies