vmbo 4 § 7.5 Verbranding

Verbranding §7.5
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verbranding §7.5

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag: Leerdoel
1.        Weet je wat een verbranding is.
2.       Ken je de 6 verbrandingsverschijnselen
3.       Weet je welke soort vlammen je bij een brander hebt en                   waarvoor je ze gebruikt.
4.       Ken je de 3 voorwaarden voor een brand.
5.       Weet je welk blusmiddel je gebruikt voor welke brand.

Slide 2 - Tekstslide

Verbranding

  • Een verbranding is een reactie van een brandstof met zuurstof.
  • Bij een verbranding ontstaan verbrandingsgassen en warmte.
        
          Brandstof + zuurstof (g) => verbrandingsproduct(en)


Slide 3 - Tekstslide

Verbranding
  • Bij verbranding van een koolwaterstof ontstaat altijd koolstofdioxide en water.  
  • Verbrandingsproducten worden altijd oxide genoemd.
        
          methaan + zuurstof  --->  koolstofdioxide  +  water
                CH4     +       O2        --->             CO2               +     H2O



Slide 4 - Tekstslide


Hoe heet de stof die ontstaat als je ijzer verbrand.

Slide 5 - Open vraag


Hoe heet de stof die ontstaat als je stikstof verbrand

Slide 6 - Open vraag

Wat neem je waar bij een brand? 
Een brand herken je aan brandverschijnselen. 
Brandverschijnselen zijn: 
  • vlammen
  • rook
  • vonken
  • roet 
  • brandgeur 
  • warmteontwikkeling
 

Slide 7 - Tekstslide

Brandverschijnselen
  •  Een vlam is een brandend gas. 
  • Rook is een mengsel van verbrandingsgassen en zwevende vaste deeltjes. 
  • Roet bestaat uit onverbrande koolstof.
  •  Vonken zijn gloeiende koolstofdeeltjes.
  •  Je ruikt een brandgeur.
  • Bij een brand komt warmte vrij: Warmteontwikkeling (hitte)





Slide 8 - Tekstslide

Soorten vlammen
gele vlam
kleurloze vlam
ruisende vlam
  •  Luchttoevoer dicht.
  • De vlam krijgt weinig zuurstof.  
  • De vlam kleurt geel door gloeiende roet deeltjes. 
  •  Luchttoevoer een beetje open.
  • De vlam krijgt genoeg zuurstof.
  • Een kleurloze vlam is moeilijk om te zien. 

  •  Luchttoevoer verder open 
  • De vlam krijgt veel zuurstof. 
  • Vlam heeft een lichtblauwe kern & een donkerblauwe mantel

Slide 9 - Tekstslide

brander
Gele vlam / pauze vlam: Gasregelknop is open en de luchtring is dicht

Blauwe vlam: gasregelknop is open en luchtring is klein stuk je open

Blauwe ruisende vlam: Gasregelknop is open en luchtring is helemaal open 

Hoe verder je de gasregelknop opendraait hoe hoger de vlam. 


Slide 10 - Tekstslide


Welke vlam gebruik je om zeewater in te dampen?
A
de gele vlam
B
de blauwe vlam
C
de ruisende vlam

Slide 11 - Quizvraag


Welke vlam wordt de pauzevlam genoemd?
A
de gele vlam
B
de blauwe vlam
C
de ruisende vlam

Slide 12 - Quizvraag


Welke stof zorgt voor de gele kleur
A
CO2
B
CO
C
C

Slide 13 - Quizvraag

Branddriehoek

Slide 14 - Tekstslide

Brandvoorwaarden
Er ontstaat alleen brand als aan alle drie de brandvoorwaarden tegelijk is voldaan: 
  1. Brandstof
  2. Zuurstof
  3. Ontbrandingstemperatuur
 (Dit is de temperatuur waarbij een brandstof begint te branden. Elke brandstof heeft zijn eigen ontbrandingstemperatuur). 

Slide 15 - Tekstslide

Blussen
Elk blusmiddel haalt één of meer van de brandvoorwaarden weg.
Het hangt van de brandstof af met welk blusmiddel je de brand moet blussen. 

Slide 16 - Tekstslide

Blusmiddelen
Water
Schuim
Blusdeken
Koolstofdioxide
Poeder
Zand

Slide 17 - Tekstslide

Blussen voorbeelden:



 Een blusmiddel werkt door de ontbrandingstemperatuur, zuurstof of brandstof weg te nemen.

    • Water: verlaagt de temperatuur en verlaagt zuurstoftoevoe
    • Koolstofdioxide: verlaagt de temperatuur en verlaagt zuurstoftoevoer
    • Zand: verlaagt de temperatuur en verlaagt zuurstoftoevoer
    • Schuim: verlaagt zuurstoftoevoer 
    • Blusdeken: verlaagt zuurstoftoevoer
    • Poeder: verlaagt zuurstoftoevoer 



     

    Slide 18 - Tekstslide


    Ik blus een brand met water. Welke brandvoorwaarde haal ik weg?
    A
    brandstof
    B
    zuurstof
    C
    ontbrandingstemperatuur

    Slide 19 - Quizvraag


    Ik blus een brand met zand. Welke brandvoorwaarde haal ik weg?
    A
    brandstof
    B
    zuurstof
    C
    ontbrandingstemperatuur

    Slide 20 - Quizvraag


    Ik blus een brand met een blusdeken. Welke brandvoorwaarde haal ik weg?
    A
    brandstof
    B
    zuurstof
    C
    ontbrandingstemperatuur

    Slide 21 - Quizvraag

    Ik zet de gaskraan uit. Welke brandvoorwaarde haal ik weg?
    A
    brandstof
    B
    zuurstof
    C
    ontbrandingstemperatuur

    Slide 22 - Quizvraag

    Let op het juiste blusmiddel!

    Slide 23 - Tekstslide

    Aan de slag!
    §7.5 Opgave 1- 17

    Slide 24 - Tekstslide