3h - les 2 - H4.2 Versnellen en vertragen

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Noem twee weerstandkrachten

Slide 2 - Open vraag

Noem de Eerste wet van Newton in je eigen woorden.

Slide 3 - Open vraag

Je rijdt met een constante snelheid.
De motorkracht is 300 N. Hoe groot zijn de weerstandskrachten?
A
Ook 300 N
B
Kleiner dan 300 N
C
Groter dan 300 N
D
Kun je niet weten

Slide 4 - Quizvraag

Welke weerstandkracht maak je kleiner door te bukken op de fiets?
A
Luchtweerstandkracht
B
Schuifweerstandkracht
C
Rolweerstandkracht
D
Alle weerstandkrachten

Slide 5 - Quizvraag

Wie heeft
A
Wegrijdende fiets grootste snelheid
B
Springende sprinkhaan heeft de grootste snelheid
C
Auto op de snelweg heeft de grootste snelheid

Slide 6 - Quizvraag

Wie heeft
A
Wegrijdende fiets heeft de grootste versnelling
B
Springende sprinkhaan heeft de grootste versnelling
C
Auto op de snelweg heeft de grootste versnelling

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen
☐ Je kunt km/h en m/s naar elkaar
    omrekenen.

☐ Je kunt (v,t)-diagram tekenen van
    een beweging.

☐ Je kunt de soort beweging
    herkennen in een (v,t)-diagram.

☐ Je kunt uitleggen wat versnelling
    en vertraging betekent.



Slide 8 - Tekstslide

Krachten in evenwicht
De zwaartekracht Fz werkt naar beneden
De normaalkracht Fn werkt omhoog


De normaalkracht wordt door de tafel 
uitgeoefend op de vaas

Slide 9 - Tekstslide

Eerste wet van Newton

Als de resulterende kracht 0 N is, is het voorwerp in rust, of het beweegt met een constante snelheid langs een rechte lijn.

Met andere woorden:
Als er geen kracht werkt, is er geen verandering.

Slide 10 - Tekstslide

Gevolgen van Fres
1) Fres wijst naar voor
     De snelheid wordt groter
2) Fres wijst naar achter
     De snelheid wordt kleiner
3) Fres wijst naar links of rechts
     De richting verandert

Slide 11 - Tekstslide

Luchtweerstandskracht
Omdat je de lucht opzij moet duwen, 
ondervindt je luchtweerstandskracht.
(die voel je als je hard fietst)

Je kan de luchtweerstandkracht kleiner maken door:
Frontaal oppervlak te verkleinen, of het voorwerp te stroomlijnen.




Slide 12 - Tekstslide

Rolweerstandkracht
Een voorwerp dat over een 
oppervlak rolt, ondervindt 
rolweerstandkracht.

Je kan de rolweerstandkracht kleiner maken door
het oppervlak zo hard mogelijk te maken.
(banden oppompen!)

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
☐ Je kunt km/h en m/s naar elkaar
    omrekenen.

☐ Je kunt (v,t)-diagram tekenen van
    een beweging.

☐ Je kunt de soort beweging
    herkennen in een (v,t)-diagram.

☐ Je kunt uitleggen wat versnelling
    en vertraging betekent.



Slide 14 - Tekstslide

km/h   en   m/s
Als je iedere seconde een stap van 1 meter zet, is je snelheid 1 m/s.

Dat betekent dat je in 1 uur 3600 stappen zet, oftewel 3600 m.

Dat is 3,6 km. Je snelheid is dus 3,6 km/h.

Dus 1 m/s = 3,6 km/h

Slide 15 - Tekstslide

km/h   en   m/s
Je hebt twee eenheden voor snelheid:

km/h (kilometer per uur) 
- m/s (meter per seconde)

1 m/s = 3,6 km/h

Slide 16 - Tekstslide

Reken om:
5 m/s = ..... km/h
72 km/h = ..... m/s
340 m/s = ..... km/h

Slide 17 - Open vraag

Leerdoelen
☑ Je kunt km/h en m/s naar elkaar
    omrekenen.

☐ Je kunt (v,t)-diagram tekenen van
    een beweging.

☐ Je kunt de soort beweging
    herkennen in een (v,t)-diagram.

☐ Je kunt uitleggen wat versnelling
    en vertraging betekent.






Slide 18 - Tekstslide

(v,t)-diagram
In een (v,t)-diagram zie je
de snelheid op verschillende tijdstippen:

Slide 19 - Tekstslide

Snelheid 
snelheid neemt toe
snelheid is constant
snelheid in km/h

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen
☑ Je kunt km/h en m/s naar elkaar
    omrekenen.

☑ Je kunt (v,t)-diagram tekenen van
    een beweging.

☐ Je kunt de soort beweging
    herkennen in een (v,t)-diagram.

☐ Je kunt uitleggen wat versnelling
    en vertraging betekent.






Slide 21 - Tekstslide

Bewegingen herkennen









            Eenparige beweging             Eenparige versnelde beweging   Eenparig vertraagde beweging

Slide 22 - Tekstslide

Schets het (v,t)-diagram van dit oliespoor.

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoelen
☑ Je kunt km/h en m/s naar elkaar
    omrekenen.

☑ Je kunt (v,t)-diagram tekenen van
    een beweging.

☑ Je kunt de soort beweging
    herkennen in een (v,t)-diagram.

☐ Je kunt uitleggen wat versnelling
    en vertraging betekent.






Slide 24 - Tekstslide

Versnelling 
De snelheid neemt iedere seconde toe met 3 m/s.


Je zegt: 
De versnelling is 3 meter per seconde kwadraat.

En je schrijft:
a = 3 m/s²

Slide 25 - Tekstslide

Vertraging
De snelheid neemt iedere seconde af met 2 m/s.


Je zegt: 
De vertraging is 2 meter per seconde kwadraat.

En je schrijft:
a = -2 m/s²

Slide 26 - Tekstslide

Sleep de juiste afbeelding naar de component
afstand
m
tijd
t
snelheid
meter per seconde
versnelling
s
meter
seconde
s
v
m/s
m/s²
meter per seconde kwadraat
a

Slide 27 - Sleepvraag

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video


A
a = 0,30 m/s²
B
a = 0,60 m/s²
C
a= 1,7 m/s²
D
a = 3,3 m/s²

Slide 30 - Quizvraag


A
Links
B
Rechts

Slide 31 - Quizvraag

Leerdoelen
☑ Je kunt km/h en m/s naar elkaar
    omrekenen.

☑ Je kunt (v,t)-diagram tekenen van
    een beweging.

☑ Je kunt de soort beweging
    herkennen in een (v,t)-diagram.

☑ Je kunt uitleggen wat versnelling
    en vertraging betekent.






Slide 32 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 33 - Tekstslide


Wat wil je verder nog kwijt?

Slide 34 - Open vraag

           Begrippen
           uit deze les
  • (v,t)-diagram
  • eenparige beweging
  • eenparig versnelde beweging
  • Versnelling
  • Vertraging

Slide 35 - Tekstslide

Eindslide.

Adieu

Slide 36 - Tekstslide