17-01 NK2A Irregular verbs

Today's lesson
  1. Word of the week: Jelle?
  2. 20 minutes: Practise irregular verbs.
  3.  20 minutes: Time to work in tracks online + ask individual questions.
  4. Exit ticket irregular verbs
Goal: I have practised, and learned more about, irregular verbs.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Today's lesson
  1. Word of the week: Jelle?
  2. 20 minutes: Practise irregular verbs.
  3.  20 minutes: Time to work in tracks online + ask individual questions.
  4. Exit ticket irregular verbs
Goal: I have practised, and learned more about, irregular verbs.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een irregular verb?
vakantie
boek
onregelmatig werkwoord
iets met Engels
mijn moeder

Slide 2 - Poll

Vergelijking Engels - Nederlands
  • In het Nederlands doen we ongeveer hetzelfde.
  • VB: werkwoord 'kopen' Ik koop, ik kocht, ik heb gekocht. De rijtjes op je blad met onregelmatige werkwoorden zijn eigenlijk hetzelfde opgebouwd.  
    Werkwoord- Verleden tijd - Voltooid deelwoord.
    ENGELS: To buy- bought -bought ( denk bij het 3e woordje je moet er have of has voor kunnen zetten dan is het voltooid deelwoord.)

Slide 3 - Tekstslide

What is the irregular verb for: kopen
(present tense and past tense)

Slide 4 - Open vraag

Irregular verbs

…….. - chose- chosen
A
choose
B
chosen
C
tjoes
D
chose

Slide 5 - Quizvraag

Irregular verbs

break - ……. - …...
A
breaked - broken
B
broke - broken
C
broke - broked
D
break - break

Slide 6 - Quizvraag

Irregular verbs

make - ….. - …...
A
made - made
B
maked - makes
C
mede - made
D
made - maked

Slide 7 - Quizvraag

What is the irregular verb for:
doen (present and past tense)

Slide 8 - Open vraag

Irregular verbs:
Which one is correct?
blazen
A
blaw - blew - blawn
B
blow - blew - blown
C
blow - blow - blown
D
blow - blew - blawn

Slide 9 - Quizvraag

Irregular verbs

drive - …...
A
droove
B
driven
C
drove
D
drooven

Slide 10 - Quizvraag

Irregular verbs

eat - …...
A
eet
B
aten
C
eate
D
ate

Slide 11 - Quizvraag

What is the irregular verb for:
schrijven (present and past tense)

Slide 12 - Open vraag

Irregular verbs

give - …... - …….
A
gaved - given
B
given - gave
C
give - give
D
gave - given

Slide 13 - Quizvraag

Irregular verbs

leave - …...
A
left
B
lift
C
levt
D
leaved

Slide 14 - Quizvraag

Irregular verbs

catch - ….. - …...
A
caught - caught
B
catched - caught
C
caught - catched
D
catched - catched

Slide 15 - Quizvraag

What is the irregular verb for:
zien (present and past tense)

Slide 16 - Open vraag

Irregular verbs

go - ……. - …...
A
goed - went
B
went - gone
C
goed - goed
D
goes - gone

Slide 17 - Quizvraag

Irregular verbs:
Which one is correct?
gaan (present and past tense)
A
go-wend
B
go - goed
C
go-gone
D
go-went

Slide 18 - Quizvraag

Irregular verbs:
Which one is wrong?
A
(schrijven) write-wroten
B
(eten) eat-ate
C
(dragen) wear-wore
D
(ontmoeten) meet-met

Slide 19 - Quizvraag

Irregular verbs:
Which one is correct?
spreken/praten
A
speak-speaked
B
speak-spoke
C
spiek-spook
D
speek-spook

Slide 20 - Quizvraag

Irregular verbs

choose - ……. - chosen
A
chose
B
chosen
C
chosed
D
choose

Slide 21 - Quizvraag

Irregular verbs:
Which one is correct?
spreken
A
speak - spoke - spoken
B
speak - speaked - spoken
C
speak - spoke - speaked
D
speak - speaked - speaked

Slide 22 - Quizvraag

Irregular verbs:
Which one is correct?
denken
A
think - thought -thought
B
think - thinked - thinked
C
think - thaught -thaught
D
think - thinked - thought

Slide 23 - Quizvraag

What is the irregular verb for:
breken (present and past tense)

Slide 24 - Open vraag

Irregular verbs
Which one is correct?
houden
A
keep - keept - kept
B
keep - kept - kept
C
keep - kept - keept
D
kep-kept-kept

Slide 25 - Quizvraag

Irregular verbs
do - did - ............

Slide 26 - Open vraag

Irregular verbs
eat - ......... - eaten

Slide 27 - Open vraag

Irregular verbs
zijn (present tense and past tense)

Slide 28 - Open vraag

Irregular verbs
zijn = be - .../... - ....

Slide 29 - Open vraag

Irregular verbs
worden = .... - .... - ....

Slide 30 - Open vraag

Irregular verbs
gaan

Slide 31 - Open vraag

Irregular verbs
stelen = .... - .... - ....

Slide 32 - Open vraag

Irregular verbs
vergeten = .... - .... - ....

Slide 33 - Open vraag

Irregular verbs
schrijven = .... - .... - ....

Slide 34 - Open vraag

Irregular verbs. How did you do?
A
green
B
yellow
C
red

Slide 35 - Quizvraag

Time to work in tracks online!
  • Met oortjes in,
  • zelfstandig werken,  overleggen mag uiteraard.
  • stoor anderen niet:) 
  • Vragen? Ja graag daar ben ik voor.
timer
20:00

Slide 36 - Tekstslide

Lesdoel behaald?
Beantwoord de vragen op de exit ticket eerlijk, dan heb ik ook daadwerkelijk wat aan jouw feedback:) 

Alvast bedankt.

Slide 37 - Tekstslide