Laatste deel 1.4 en 1.5 oorzaak en gevolg

Terugblik Fascisme
Nederlandse Neutraliteits politiek
1.5 Vaardigheid: oorzaak en gevolg



Havo 3




1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Terugblik Fascisme
Nederlandse Neutraliteits politiek
1.5 Vaardigheid: oorzaak en gevolg



Havo 3




Slide 1 - Tekstslide

Vragen film Fascisme toen en nu
1. Uit welke zogenaamde bendes is de fascistische beweging van Mussolini ontstaan?
2. Wat waardeerden de Europese regeringsleiders eerst in Mussolini en waarom kreeg Mussolini zoveel aanhang?
3. Waaraan kun je zien dat Mussolini mensen in zijn regering selecteerde op fysieke kracht en conditie?
4. Wat bedoelde Mussolini met zijn droom van “Mare Nostrum”? Welke eerste stap ondernam hij hierin om dit te verwezenlijken?
5. Noem twee redenen waarom sommige Italianen nog steeds een aanhanger zijn van Mussolini en zijn fascistische beweging?
6. Waarom heeft de voormalige premier van Italië, Silvio Berlusconi, zich graag vergeleken met Mussolini tijdens politieke speeches?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Nederland rond 1900
  • Nederland had zich niet aangesloten bij  een bondgenootschap
  • Nederland neutraal tijdens Eerste Wereldoorlog 

  • Motief, waarom dus?
  • ....klein land, erg afhankelijk van import en export
  • ....dat Nederland hierdoor met beide allianties handel kon drijven.
  • ....dat Nederland bang was om Nederlands-Indië te verliezen
  • Succesvolle neutraliteitspolitiek
  • Door de verschrikkingen in de rest van Europa waren veel Nederlanders ook tegen oorlog en militarisme. Gevolgen: minder nood om het leger op alle fronten te versterken

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg over oorzaak en gevolg, paragraaf 1.5
Aan het werk met: 1.5 op blz. 45 in je boek.
Deze opdracht bestaat uit twee delen. 

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg Vaardigheid 3.1: Oorzaak en gevolg 1
Een oorzaak verklaart waarom iets is gebeurd.
Elke gebeurtenis of ontwikkeling zorgt op haar beurt weer voor veranderingen. Dat zijn gevolgen. Meestal heeft een gebeurtenis meerdere oorzaken en meerdere gevolgen.


Je kunt ook directe en indirecte oorzaken onderscheiden. Een directe oorzaak leidt meteen tot de gebeurtenis.
Dat heet ook wel aanleiding: de laatste oorzaak waarom iets gebeurt.

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg Vaardigheid 3.1: Oorzaak en gevolg 2
Een indirecte oorzaak leidt met een tussenstap tot de gebeurtenis.
Op dezelfde manier kun je directe en indirecte gevolgen onderscheiden.

Een direct gevolg volgt meteen uit de gebeurtenis.
Een indirect gevolg komt voort uit een ander gevolg van de gebeurtenis.

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg Vaardigheid 3.1: Oorzaak en gevolg 3
Gevolgen op korte termijn en op lange termijn
Gevolgen op korte termijn: direct of niet lang na de gebeurtenis zichtbaar Gevolgen op lange termijn: zie je pas veel later na een gebeurtenis. 

Voorbeeld: veel bier drinken
-> Gevolg op korte termijn: dronken (gebeurt al snel na het drinken)
-> langer termijn: Alcoholgebruik kan leiden tot schade aan je lever.
Pas na enige tijd duidelijk. Er is géén vaste regel; je moet dat altijd beargumenteren.

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg Vaardigheid 3.1: Oorzaak en gevolg 4
Bedoelde en onbedoelde gevolgen 
Bedoeld gevolg: het is de bedoeling dat iets gebeurt.
Onbedoeld gevolg:  niet met opzet en zat er geen plan achter.

Voorbeeld: invoering van stoommachines rond 1800
Bedoeld: goedkoop en meer spullen maken.
Onbedoeld: schade aan het milieu. (Stoommachines niet gebruikt met als doel het milieu te vervuilen)

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg Vaardigheid 3.1: Oorzaak en gevolg 4
politiek-bestuurlijk: alles wat te maken heeft met de verdeling van macht, de organisatie van het bestuur, het denken over bestuur en het maken, uitvoeren en controleren van wetten en regels;
• sociaal: alles wat te maken heeft met verschillen tussen groepen mensen in een samenleving en het denken hierover;
economisch: alles wat te maken heeft met de manier waarop mensen in hun onderhoud voorzien en de manier waarop de opbrengst van het werk onderling wordt verdeeld;
cultureel: alles wat te maken heeft met de ideeën van mensen en de manier waarop ze zich uiten, bijvoorbeeld in hun gewoonten en regels, geloof, kunst en wetenschap.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Deze les:
- Voorbereiding proefwerk Ma 11/11: paragraaf 1.1 tot/met 1.6
- Oefenen met historische vaardigheden:
  1. oorzaken en gevolgen
  2. sociale, economische, politieke en culturele aspecten
  3. samenvatten van teksten

Kijk ook goed naar het Afsluitings hoofdstuk (oefentoets en overzicht)



Slide 13 - Tekstslide

V3.1 en V3.2 blz 12: historische vaardigheden
Uitleg van oorzaken en gevolgen. Meestal heeft een gebeurtenis meerdere oorzaken en meerdere gevolgen.


Je kunt ook directe en indirecte oorzaken onderscheiden. Een directe oorzaak leidt meteen tot de gebeurtenis.
Dat heet ook wel aanleiding: de laatste oorzaak waarom iets gebeurt.

Slide 14 - Tekstslide

Een indirecte oorzaak leidt met een tussenstap tot de gebeurtenis.
Op dezelfde manier kun je directe en indirecte gevolgen onderscheiden.

Een direct gevolg volgt meteen uit de gebeurtenis.
Een indirect gevolg komt voort uit een ander gevolg van de gebeurtenis.

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg Vaardigheid 3.1: Oorzaak en gevolg 
Gevolgen op korte termijn en op lange termijn
Gevolgen op korte termijn: direct of niet lang na de gebeurtenis zichtbaar Gevolgen op lange termijn: zie je pas veel later na een gebeurtenis. 

Bedoelde en onbedoelde gevolgen
Bedoeld gevolg: het is de bedoeling dat iets gebeurt.
Onbedoeld gevolg: niet met opzet en zat er geen plan achter.

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg Vaardigheid V2.5: Veranderingen op verschillende gebieden 
politiek-bestuurlijk: alles wat te maken heeft met de verdeling van macht, de organisatie van het bestuur, het denken over bestuur en het maken, uitvoeren en controleren van wetten en regels;
• sociaal: alles wat te maken heeft met verschillen tussen groepen mensen in een samenleving en het denken hierover;
economisch: alles wat te maken heeft met de manier waarop mensen in hun onderhoud voorzien en de manier waarop de opbrengst van het werk onderling wordt verdeeld;
cultureel: alles wat te maken heeft met de ideeën van mensen en de manier waarop ze zich uiten, bijvoorbeeld in hun gewoonten en regels, geloof, kunst en wetenschap.

Slide 17 - Tekstslide

Aan het werk met: bronnen en historische vaardigheden
Lees blz 12: V2.5 en V3.1
Maak blz 44, Opdracht 11 en 13 (indien nog niet gemaakt).
Daarna Blz. 45 - 46 in je boek. Opdracht 1 t/m 4 en opdracht 7

Bij opdracht 1 t/m 5 komt de informatie uit 1.2 en 1.3.
Bij opdracht 7 komt de informatie uit 1.3 en 1.4

Oefen met samenvatten paragraaf 1.6
Maak opdracht 1 en 2  op blz 51 en 52.




Slide 18 - Tekstslide