Hin 4K herhalen Begrippen Fictiedossier plus pizza maffia

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
  • Herhaling  fictiebegrippen. Maak aantekeningen. 
  • Pizza Mafia kijken
  • Daarover krijg je vrijdag 9 februari 2024 een toets over de film en fictiebegrippen 
  • Evaluatie 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom bij het vak Nederlands
  • Telefoon in de tas
  • We gaan direct op onze eigen plek zitten
  • Niet naar de wc tijdens de les, alleen bij hoge nood
  • Stil is ook stil.  Steek je hand wanneer je wat wilt vragen
  • Zitten volgens plattegrond (mits aanwezig) 
  • Luisteren naar elkaar als iemand anders aan het woord is 
  • Luisteren naar de docent als de docent aan het woord is



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4K Fictiebegrippen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen Fictie deel 2 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is poëzie

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Proza zijn
A
Gedichten
B
Boeken
C
Verhalen
D
Songteksten

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fictie:
A
Verzonnen verhaal
B
Niet-verzonnen verhaal

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is non-fictie

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Auteur

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdpersonen
A
Alle mensen die voorkomen in een verhaal
B
Belangrijkste personen in het verhaal
C
Alle personen die een naam hebben in het verhaal

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijfiguur
A
Alle dieren die voorkomen in het verhaal
B
Rol die minder op de voorgrond is
C
Belangrijkste persoon in het verhaal

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spanning

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Climax
A
Als het verhaal eindigt op een spannend stuk
B
Hoogtepunt

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Open plek
A
Woestijn, bos etc.
B
De auteur vertelt je dingen bewust niet
C
De auteur geeft extra informatie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cliffhanger

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Open/gesloten einde

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Chronologisch
A
De gebeurtenissen volgen elkaar op
B
De gebeurtenissen gaan door elkaar heen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Niet-chronologisch

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Flashback
A
Je kijkt verder in het verhaal
B
Je kijkt terug in het verhaal
C
Je krijgt oude informatie terug
D
Je krijgt nieuwe informatie terug

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vooruitwijzing
A
De schrijver vertelt alvast iets over wat er nog gaat komen
B
De schrijver laat je in spanning afwachten
C
De schrijver laat het verhaal even stoppen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gefeliciteerd!
Dit was de tweede pagina van je leerwerk

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Film kijken
Wat?
Kijk naar de film en probeer zoveel mogelijk te onthouden over de hoofdpersonen.
> Wie?
> Wat doet hij/zij?
Daarna?
Aanwijsbeurten.
Wie kan het meeste vertellen over de hoofdpersoon? 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je gaat nu naar het 
begin van de film kijken. >

Slide 24 - Tekstslide

Toelichting fragment 1
Laat de leerlingen met een onbevangen
blik naar het eerste fragment kijken.
Karakter

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Plaats

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertelde tijd / vertel tijd

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Pseudoniem
A
De schrijver gebruikt een schuilnaam
B
De schrijver heeft meer dan twee boeken uitgebracht
C
De schrijver vertaalt zijn boek
D
De schrijver schrijft een inleiding

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies