In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Leerdoelen 3.1 ijs, water, waterdamp
Je kunt de drie fasen benoemen.
Je kunt de drie fasen van water herkennen in de praktijk.
Je kunt uitleggen waarom ijs en andere vaste stoffen een kenmerkende kristalstructuur hebben.
Je kunt verschillende soorten neerslag beschrijven.
Slide 1 - Tekstslide
Water
Water komt in de natuur voor:
Als vaste stof: ijs
Als vloeistof: (vloeibaar) water
Als gas: waterdamp
Slide 2 - Tekstslide
Fasen
De fasen van stoffen:
Vaste stof
Vloeistof
Gas
Slide 3 - Tekstslide
Welke fase heeft de stof hiernaast?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Nat
Slide 4 - Quizvraag
Welke fase heeft de stof hiernaast?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Hard
Slide 5 - Quizvraag
Wat is precies gasfase?
Slide 6 - Tekstslide
Welke fase heeft de stof bij letter A?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Doorzichtig
Slide 7 - Quizvraag
Welke fase heeft de stof bij letter B?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Doorzichtig
Slide 8 - Quizvraag
Vloeibaar
Vast
Gas
Slide 9 - Sleepvraag
Kristalstructuur
Slide 10 - Tekstslide
Soorten neerslag
Regen, sneeuw en hagel
Dauw: kleine waterdruppeltjes. BV: ochtends grassprieten/bladeren nat van dauw
Rijp: enorm aantal kleine ijskristallen. BV: Rijp kan boomtakken en grassprieten prachtig wit maken.
IJzel: koude regen die bevriest wanneer hij de bevroren grond aanraakt. BV: IJslaagje kan ontstaan, is altijd doorzichtig. Kan straten spiegelglad maken.