Les op dinsdag 26 januari 2021

Huiswerk vandaag:
Bestudeer in de begrippenlijst: blz. 2 t/m 7
Je bent aan het lezen in boek 3
Je mag de analyses van boek 1 en 2 in jouw leesportfolio zetten
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Huiswerk vandaag:
Bestudeer in de begrippenlijst: blz. 2 t/m 7
Je bent aan het lezen in boek 3
Je mag de analyses van boek 1 en 2 in jouw leesportfolio zetten

Slide 1 - Tekstslide

Verder:
Nog wat uitleg over het leesdossier
We starten met poëzie

Slide 2 - Tekstslide

Op dit moment vragen?

Slide 3 - Woordweb

Wat zie ik in jouw leesdossier?

* Ik ga naar Nederlands
* Ik ga naar Leesportfolio
* Ik zie een mapje havo 4
Je vermeldt een boek als volgt:
NH4B_Lieveling_KimvanKooten
NH4B_De aanslag_HarryMulisch

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Isabelle van Tessa de Loo
Genre: novelle
Plaats: Frankrijk (de Auvergne)
Personages: Isabelle Amable (actrice en heel mooi
                          Jeanne Bitor (heel lelijk en woont in een bouwvallig                                                         huis)
                          Jeanne heeft een hobby: schildert graag dood en
                                                                                verval
                                                     

Slide 6 - Tekstslide

3.: Conflict
Isabelle is vermist en men gaat op zoek naar Isabelle

Slide 7 - Tekstslide

6: Functie van de ruimte
Jeanne Bitor = lelijk
Woont in een bouwvallig huis
Schildert graag over dood en verderf
Het bouwvallige huis staat symbool voor de lelijke Jeanne
Het huis versterkt haar lelijkheid

Slide 8 - Tekstslide

12: Het thema is:
De onrechtvaardigheid van het lot
(Jeanne is heel jaloers op Isabelle)

9: Motieven:
Jaloezie
Wraak




Slide 9 - Tekstslide

Personages

Slide 10 - Woordweb

Belangrijk:
Hoe ontwikkelt een personage zich? (Wat leert hij/zij van de omstandigheden?)

Slide 11 - Tekstslide

Heb je nog vragen over het leesdossier?

Slide 12 - Open vraag

Poëzie:
* Begrippenlijst poëzie
* NN Literatuur, cursus 2: 'Praten over poëzie'

Slide 13 - Tekstslide

Bij poëzie gebruiken we o.a.:

beeldspraak en stijlfiguren

Slide 14 - Tekstslide

Beeldspraak:
Vergelijking met als: het object is als het beeld
Als een trouwe wachter, stond de vuurtoren op de duin.

Vergelijking met van: een beeld van een object 
 Hij is een beer van een vent.

Vergelijking zonder als
(asyndetische vergelijking) 
De vuurtoren, een trouwe wachter, stond op het hoge duin.

Slide 15 - Tekstslide

Beeldspraak:
Metafoor
Als alleen het beeld van de vergelijking wordt genoemd en het object wordt weggelaten, spreken we van een metafoor. Het beeld komt in plaats van het object.

Slide 16 - Tekstslide

Het beeld van de vergelijking wordt genoemd:
In de blauwe steppe boven de aarde
Jagen de gevleugelde paarden

de blauwe steppe = de lucht
de gevleugelde paarden = de vliegtuigen

Slide 17 - Tekstslide

Personificatie:
Een personificatie beeldt een voorwerp (een ding, plant of een abstract begrip) uit als levend wezen, of geeft het de eigenschappen van een levend wezen.

Hier komt het ochtendgloren
dat spoken vreet

Slide 18 - Tekstslide

Synesthesie:
Synesthesie is een beeldspraakvorm waarbij de indrukken van twee verschillende zintuigen met elkaar worden verbonden.

• Warme tonen                                   gevoel + gehoor
• Schilderachtig schelden            gezicht + gehoor
• Bittere kou                                        smaak + tastzin

Slide 19 - Tekstslide

Metonymia:
Bij een metonymia is er geen sprake meer van een vergelijking. De beeldspraak berust op een ander verband tussen object en beeld: men noemt een opvallend kenmerk, bijvoorbeeld gebruikt materiaal of een verwant voorwerp.

Hij heeft een Picasso aan de muur
Geef mij nog maar een glas

Slide 20 - Tekstslide

Bij een ... lees je alleen het beeld, het object ontbreekt
A
vergelijking met als
B
metafoor
C
synesthesie
D
metonymia

Slide 21 - Quizvraag

Wat heeft hij toch een 'warme stem'.
'warme stem' is een ...
A
vergelijking met als
B
metafoor
C
metonymia
D
synesthesie

Slide 22 - Quizvraag

'De vuurtoren, een trouwe wachter, stond op het hoge duin.'
A
vergelijking met als
B
vergelijking zonder als
C
vergelijking met van
D
personificatie

Slide 23 - Quizvraag

Wat ben jij 'een ongelooflijke ezel'!
A
metafoor, want het object ontbreekt
B
metafoor, want het beeld ontbreekt
C
metonymia, want het object ontbreekt
D
metonymia, want het beeld ontbreekt

Slide 24 - Quizvraag

De auto kwam hoestend op gang.
A
metonymia
B
synesthesie
C
personificatie
D
metafoor

Slide 25 - Quizvraag

'Even de neuzen tellen' is een metonymia, want ...
A
je noemt de maker, maar bedoelt het product
B
je noemt de verpakking, maar bedoelt de inhoud
C
je noemt het geheel, maar bedoelt een deel
D
je noemt een deel, maar bedoelt het geheel

Slide 26 - Quizvraag

Hij maakte haar 'bittere verwijten'
A
vergelijking zonder als
B
metafoor
C
metonymia
D
synesthesie

Slide 27 - Quizvraag

In 'De beste stuurlui staan aan wal' is 'de beste stuurlui'
A
het beeld dat ontbreekt
B
het object dat ontbreekt

Slide 28 - Quizvraag

Zijn hoofd, een tomaat, gloeide.
A
vergelijking met als
B
vergelijking zonder als
C
vergelijking met van
D
metonymia

Slide 29 - Quizvraag

Heb jij de nieuwste Lubach al gelezen?
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 30 - Quizvraag

Huiswerk voor morgen staat op Magister
Denk aan jouw leesportfolio
Denk aan de begrippenlijst poëzie
Denk aan NN Literatuur

Slide 31 - Tekstslide