Woorden 2.3

DOEL
Woorden leren voor je eindexamen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

DOEL
Woorden leren voor je eindexamen

Slide 1 - Tekstslide

2.3 Woorden
- Het is belangrijk dat je de betekenis van de woorden kent.
- Maar nog belangrijker is, dat je ze kunt toepassen in een zin.
- Hoe wordt dit getoetst?
- Tijdens de toets krijg je enkele zinnen en daar moet jij op de juiste plaats het juiste woord schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

2.3 Woorden

Lees de woorden en de juiste betekenis door op bladzijde 66.


de balans, bloedserieus, de boeken ingaan, effectief, het experiment, gelijke rechten hebben, de gevleugde uitspraak, de hetze, onlangs, de ophef, de oppositie, optimaal, praktisch, realiseren, zich realiseren, de situatie, ergens geen spaan van heel laten, het speerpunt, theoretisch

Slide 3 - Tekstslide

Welke betekenis is juist?

'optimaal'
A
handig, bijna
B
maximaal, allerbest, allerhoogst
C
toestand
D
beseffen

Slide 4 - Quizvraag

Welke betekenis is juist?

'de situatie'
A
handig, bijna
B
maximaal, allerbest, allerhoogst
C
toestand
D
beseffen

Slide 5 - Quizvraag

Welke betekenis is juist?

'zich realiseren'
A
handig, bijna
B
maximaal, allerbest, allerhoogst
C
toestand
D
beseffen

Slide 6 - Quizvraag

2.3 Woorden voor je eindexamen

Lees de woorden en de juiste betekenis op bladzijde 67 door in je schrift. Maak duidelijke woordrijtjes.


aansluiten op, de aanwijzing, bestemd zijn voor, in combinatie met, de hoofdgedachte, kopje, overeenkomst, van toepassing zijn op, tot uiting komen, het verband tussen, de verhouding tussen, weergeven

Slide 7 - Tekstslide

Welke betekenis is juist?

'aansluiten op'
A
verband hebben met elkaar
B
bedoeld zijn voor
C
samen met
D
erbij passen

Slide 8 - Quizvraag

Welke betekenis is juist?

'het verband tussen'
A
tekstgedeelte waaruit je het antwoord kunt afleiden
B
onder woorden brengen, verwoorden, aanduiden
C
belangrijkste
D
de functie van één tekstdeel ten opzichte van een ander tekstdeel

Slide 9 - Quizvraag

Welke betekenis is juist?

'van toepassing zijn'
A
belangrijkste wat de schrijver zegt
B
onder woorden brengen
C
erbij passen
D
gelijkenis

Slide 10 - Quizvraag

Welke betekenis is juist?

'de hoofdgedachte'
A
onder woorden brengen
B
deel, onderdeel
C
belangrijkste
D
belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt, samengevat in één zin.

Slide 11 - Quizvraag

Opdrachten maken

Pak je boek en schrift en maak de volgende opdrachten:


Opdracht 6 bladzijde 65

Opdracht 12 bladzijde 67

Opdracht 16 bladzijde 68


Klaar? Ga naar de volgende dia en klik op de link! Let op:  er zijn nog twee dia's!

Slide 12 - Tekstslide

Woorden oefenen

Via onderstaande link kun je de woordenschatwoorden oefenen op verschillende manieren!

https://quizlet.com/_53hdz7






Slide 13 - Tekstslide

Woorden oefenen

Via onderstaande link kun je de woordenschatwoorden voor je eindexamen oefenen op verschillende manieren!

https://quizlet.com/_53hec7





Slide 14 - Tekstslide

Klaar?
Ga lezen in je leesboek of oefenen de woorden van 1.3 nogmaals. Je vindt de bijbehorende links in de berichtenbox in Magister.

Veel succes!

Slide 15 - Tekstslide

Wat wist je al?

Slide 16 - Open vraag

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 17 - Open vraag

GELEERD?
Woorden voor je eindexamen

Slide 18 - Tekstslide