Grammatik Kapitel 2

Kapitel 2 Grammatik
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 2 Grammatik

Slide 1 - Tekstslide

Lernziele
  1. Am Ende der Stunde wisst ihr was ihr noch für die Prüfung lernen musst (Grammatik

Slide 2 - Tekstslide

Zwakke werkwoord (A)

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling zwakke werkwoord
  • STAM: werkwoord -en  wohnen - wohn
  • Ezelsbruggetje: F E E ST T EN T EN
  • Stam eindigend op d/t  dan extra e bij du/er,sie,es/man/ihr, z. B arbeiten:             stam arbeit dus: du arbeitest, er/sie/es/man arbeitet, ihr arbeite
  • Denk ook aan de werkwoorden: zeichnen, atmen, öffnen, rechnen, regnen,
  • Stam eindigend op sis-klank (s/ss/x/sch/ß/z) du alleen t, z. B. tanzen:          stam tanz dus:du tanzt





Slide 4 - Tekstslide

Schwaches Verb
und haben/sein
  1. (arbeiten) Er ...........immer sehr gut.
  2. (fischen) Ich ........ im Nordsee .........
  3. (zeichnen) Mirthe ............ schön.
  4. (kosten) Diese Jacke ......... 80 Euro.
  5. (spielen) Er  ............  Fußball.
  6. (warten) Ihr ......... immer sehr auf dem Bus nach Lelystand.
  7. (sind) Wir .........  froh dass du wieder gesund bist.
  8. (reden)Warum ........... ihr heute in der Schule so viel  .............




Slide 5 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (B)

Slide 6 - Tekstslide

Zwakke voltooide deelwoord

- zet ge+ stam + t 
    bijvoorbeeld gemacht, gespielt

- als de stam eindigt op een d/t 
   ge + stam + et
   bijvoorbeeld ge + stamt + et

Slide 7 - Tekstslide

Voltooid deelwoord, vul in
  1. Ich habe nichts ........ (fragen).
  2. Du hast auf mich .........(warten).

Slide 8 - Tekstslide

De telwoorden (C)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide


21= einundzwanzig
30= dreißig 
40= vierzig 
50= fünfzig 
60= sechzig 
70= siebzig 
80= achtzig 
90= neunzig 
100= hundert 
1000= tausend


31 = einunddreißig
32 = zweiunddreißig
33= dreiunddreißig
34= vierunddreißig
75= fünfundsiebzig
89= neunundachtzig

395= dreihundertfünfundneunzig


die Zahlen 21-1000

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf voluit in het Duits
1 =
31= 
177=
1000=

Slide 12 - Tekstslide

Der, die oder das (D)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Der, die das
                                         Mannelijk      Vrouwelijk       Onzijdig   Meervoud
Umgebung
Lehrerin
Montag
Sommer
Kuh
Mädchen
Kinder
Übungen

Slide 15 - Tekstslide

Modale werkwoorden (E)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

De stamklinker
Bij een modaal werkwoord in het Duits:

  • enkelvoud (ich, du, er/sie/es) verandert de stamklinker
  • ich + er/sie/es krijgen geen uitgang
  • meervoud is regelmatig

Slide 18 - Tekstslide

Wat helpt je bij het leren?
  • Bij 3 van deze werkwoorden is de klinker in het enkelvoud zoals in het Nederlandse enkelvoud:
    - dürfen (= mogen, ik mag)   ->  ich darf
    - können (= kunnen, ik kan)  - > ich kann
    - wollen (= willen, ik wil)  -> ich will

Slide 19 - Tekstslide

klinkerverandering
  • Bij 3 van deze werkwoorden is de klinker in het enkelvoud zoals in het Nederlandse enkelvoud:
    - dürfen   = a                    - wollen   = i
    - können = a                    - müssen= u
    - möge    = a                     - wissen = eiß
  •  möchten geen klinkerverandering

Slide 20 - Tekstslide

Wat helpt bij het leren?
  • Onthoud de eerste letters van het rijtje werkwoorden
dürfen - können - mögen - müssen - wollen - wissen

En maak hiermee een voor jou makkelijk te onthouden zin,
bijvoorbeeld:
de klas moet maar weg wezen
En link deze letters in je hoofd met de Modalverben ...

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Het persoonlijke voornaamwoord (F)

Slide 23 - Tekstslide

Grammatik (F)
Een zelfstandig voornaamwoord vervangen dor een persoonlijk voornaamwoord:

der Rock, Tobias, mein Freund   = er
die Schule, meine Frau, Lotte     = sie
das Kind, das Hemd, mein Haus= es
die Kinder, meine Schüler, 
Lotte und Tobias                               = sie

Slide 24 - Tekstslide

Bonuspunten 2 haben/sein

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Evaluation
Wat weet je al?
Wat moet je nog leren voor vrijdag?

Slide 27 - Tekstslide

Vervang:
Die Kinder haben viele Geschenken gehabt.   ......
Tobias .... ist nett.                                                            ......

Slide 28 - Tekstslide

Video's uitleg

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video