Les 1

Which one is a lie?
1. Your stomach can dissolve razor blades.
2. The original recipe for Coca Cola contained cocaine.
3. Honey eventually goes bad.
4. Gas is not smelly.
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Which one is a lie?
1. Your stomach can dissolve razor blades.
2. The original recipe for Coca Cola contained cocaine.
3. Honey eventually goes bad.
4. Gas is not smelly.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lie: Honey eventually goes bad!

Honey is a super tasty treat that you can add to tea or your favorite pastry. Unlike sugar or other sweeteners, you don’t ever have to worry about it going bad. Its sugar concentration is so high that it is naturally antibacterial. Jars of honey that are more than 5,000 years old are shockingly still safe to eat.

Slide 3 - Tekstslide

tegenwoordige tijd, duurvorm tegenwoordige tijd en toekomende tijd
The FUTURE
Future present simple
Future present continuous
toekomende tijd (future) 1
toekomende tijd (future) 2
HOE?
hele werkwoord
he/she/it: SHIT regel, 
-s achter het werkwoord

I work from 9 to 5 tomorrow.

The train leaves at 7 am.

am, are of is + werkwoord + ing.

We are having a staff meeting at 10 tomorrow. 

I am flying to New York next week.

am, are of is + going to + werkwoord

I'm going to have lunch at my grandma's.


will of shall + werkwoord

I will help you with that.
Shall I help you with that?
I promise I will call you tomorrow, 
WANNEER?
Als je spreekt over:

- tijdschema's

- roosters

- dienstregelingen.


Een plan in de toekomst waarvan plaats en/of tijd al vaststaan.
als iemand iets in de toekomst (niet) van plan is.

bij voorspellingen waar je bewijs voor hebt.
om iets aan te bieden, bij beloftes, aankondigen en besluiten (spontane beslissingen)

bij voorspellingen waar je GEEN bewijs voor hebt
Verklikwoorden
arrive, start, end, close, finish, open, begin, depart, leave.
"I'm sure", I'm certain".
"I think, "probably', "I promise", "maybe".

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Les 2

Slide 10 - Tekstslide

Today's lesson


1. Let's activate your little grey cells!
2. Grammar: The future + practise!
3. Oefenprogramma Engels (10 min)
4. Watch Newsround + make notes!
5. Work to do! 
   









Today's Lesson

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

It's the tyre of a mountain bike!

Slide 13 - Tekstslide

tegenwoordige tijd, duurvorm tegenwoordige tijd en toekomende tijd
The FUTURE
Future present simple
Future present continuous
toekomende tijd (future) 1
toekomende tijd (future) 2
HOE?
hele werkwoord
he/she/it: SHIT regel, 
-s achter het werkwoord

I work from 9 to 5 tomorrow.

The train leaves at 7 am.

am, are of is + werkwoord + ing.

We are having a staff meeting at 10 tomorrow. 

I am flying to New York next week.

am, are of is + going to + werkwoord

Look at those dark clouds! It's going to rain.

There's one minute left and they are going to lose!



will of shall + werkwoord

I will help you with that.
Shall I help you with that?
I promise I will call you tomorrow.
I won't call her now, she isn't home.
WANNEER?
Als je spreekt over:

- tijdschema's

- roosters

- dienstregelingen.


Een plan in de toekomst waarvan plaats en/of tijd al vaststaan.
als iemand iets in de toekomst (niet) van plan is.

bij voorspellingen waar je bewijs voor hebt of op basis van wat je ziet.
om iets aan te bieden, bij beloftes, aankondigen en besluiten (spontane beslissingen)

bij voorspellingen waar je GEEN bewijs voor hebt
Verklikwoorden
arrive, start, end, close, finish, open, begin, depart, leave.
"I'm sure", I'm certain".
"probably', "I promise", "maybe".

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Let's practise!
Difficulty: * 
Multiple choice

Difficulty: **

Difficulty: ***





Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Let's practise!
Difficulty: * 

Slide 19 - Tekstslide

Les 1

Slide 20 - Tekstslide

Today's lesson


1. Let's activate your little grey cells!
2. Grammar: The future + practise!
3. Watch Newsround + make notes!
4. Reading: 8 minutes.
5. Work to do!









Today's Lesson

Slide 21 - Tekstslide

Lesson 3

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

This lesson:
1. Let's activate your little grey cells!
2. Recap: grammar 7 + practise!
3. Reading: hulpprogramma Engels.
4. Blooket (vocabulary Chapter 4)
5. Work to do!
- Read your book
- Slim stampen
- Oefenprogramma Engels
- Watch Newsround.

Slide 24 - Tekstslide

        Do you notice something remarkable about this tree?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Grammar 7: (a) little, (a) few, a lot of, lots of.

Slide 27 - Tekstslide

              (a)little                                    (a) few
enkelvoud/ontelbaar
meervoud/telbaar
little = weinig
few = weinig
a little = een beetje
a few = een paar
I've got too little money.
There are few subjects I do not like.
I save a little money every month
I'm cutting a few onions.

Slide 28 - Tekstslide

A lot of / lots of

A lot of & lots of betekenen "veel". Je kunt a lot of & lots of gebruiken: 

- als er een groot aantal of een grote hoeveelheid van iets is. 

- voor-zelfstandige naamwoorden gebruiken die je kunt tellen.

- voor zelfstandige naamwoorden die je niet kunt tellen.


Vorbeelden:

A lot of / Lots of students like to go shopping. 

He has got a lot of / lots of money.







Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Let's practise!
Exercise: multiple choice Level 1.

Exercise: multiple choice Level 2.

Exercise: error correction Level 3.

 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Work to do: 
- Read your book
- Slim stampen
- Oefenprogramma Engels
- Watch Newsround.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Listening


Workbook page 16
Exercise 18

  • Prepare for listening
  • Answer the questions
  • Check answers

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Speaking

 Speechcard 1  (p. 58 WB) 

Speechcard 5  (p. 60 WB)

Slide 39 - Tekstslide

Listening:
Ex. 1 + 2 (p. 8 WB)

Slide 40 - Tekstslide