Gepast betalen en wisselgeld teruggeven

Gepast betalen en wisselgeld teruggeven
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Gepast betalen en wisselgeld teruggeven

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kan je rekenen met gepast betalen en wisselgeld teruggeven bij bedragen onder de €100,-.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel van de les aan de leerlingen.
Wat weet je al over gepast betalen en wisselgeld teruggeven?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is gepast betalen?
Gepast betalen betekent dat je het exacte bedrag betaalt zonder het gebruik van wisselgeld.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat gepast betalen inhoudt en waarom het belangrijk is.
Hoeveel geld heb je?
Om gepast te betalen moet je weten hoeveel geld je hebt.

Slide 5 - Tekstslide

Vraag de leerlingen om hun geld te tellen en maak gebruik van visuele hulpmiddelen om het tellen van geld te ondersteunen.
Bedragen onder de €1,-
Bij bedragen onder de €1,- kan je het best betalen met munten.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit welke munten er zijn en hoeveel ze waard zijn.
Bedragen tussen de €1,- en €10,-
Bij bedragen tussen de €1,- en €10,- kan je het best betalen met munten en briefjes.

Slide 7 - Tekstslide

Bespreek welke munten en briefjes er zijn en hoeveel ze waard zijn.
Bedragen tussen de €10,- en €100,-
Bij bedragen tussen de €10,- en €100,- kan je het best betalen met briefjes.

Slide 8 - Tekstslide

Bespreek welke briefjes er zijn en hoeveel ze waard zijn.
Wat is de beste manier om bedragen boven de €100,- te betalen?
A
Met munten en briefjes
B
Met een creditcard
C
Met alleen briefjes
D
Via een app

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel wisselgeld krijg je terug?
Om te weten hoeveel wisselgeld je terugkrijgt, moet je het betaalde bedrag aftrekken van het totaalbedrag.

Slide 10 - Tekstslide

Geef een voorbeeld en oefen met de leerlingen.
Minder geld teruggeven
Als je minder geld terug wilt geven, kan je het beste betalen met een hogere waarde.

Slide 11 - Tekstslide

Geef voorbeelden en vraag de leerlingen om ook voorbeelden te geven.
Hoe kan je ervoor zorgen dat je minder geld terug hoeft te geven?
A
Betalen met een pinpas
B
Betalen met een lagere waarde
C
Betalen met contant geld
D
Betalen met een hogere waarde

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan je doen als je minder geld terug wilt geven?
A
Betalen met een cheque
B
Betalen met een lagere waarde
C
Betalen met contant geld
D
Betalen met een hogere waarde

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beste manier om minder geld terug te geven?
A
Betalen met contant geld
B
Betalen met een lagere waarde
C
Betalen met een creditcard
D
Betalen met een hogere waarde

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meer geld teruggeven
Als je meer geld terug wilt geven, kan je het beste betalen met een lagere waarde.

Slide 15 - Tekstslide

Geef voorbeelden en vraag de leerlingen om ook voorbeelden te geven.
Oefenen met gepast betalen
Laat de leerlingen oefenen met gepast betalen door verschillende bedragen te geven en te vragen om het exacte bedrag te betalen.

Slide 16 - Tekstslide

Maak gebruik van visuele hulpmiddelen om het oefenen te ondersteunen.
Oefenen met wisselgeld teruggeven
Laat de leerlingen oefenen met wisselgeld teruggeven door verschillende bedragen te geven en te vragen om het wisselgeld te berekenen.

Slide 17 - Tekstslide

Maak gebruik van visuele hulpmiddelen om het oefenen te ondersteunen.
Belangrijke punten
1. Tel je geld om te weten hoeveel je hebt. 2. Gebruik munten voor bedragen onder de €1,-. 3. Gebruik briefjes voor bedragen tussen de €1,- en €100,-. 4. Bereken het wisselgeld door het betaalde bedrag af te trekken van het totaalbedrag.

Slide 18 - Tekstslide

Herhaal de belangrijkste punten van de les.
Zelfstandig oefenen
Laat de leerlingen zelfstandig oefenen met gepast betalen en wisselgeld teruggeven.

Slide 19 - Tekstslide

Geef de leerlingen opdrachten om zelfstandig te oefenen en loop rond om vragen te beantwoorden.
Vragen en antwoorden
Geef de leerlingen de kans om vragen te stellen en beantwoord deze.

Slide 20 - Tekstslide

Beantwoord vragen van de leerlingen en vraag of ze alles begrepen hebben.
Evaluatie
Evalueer de les en vraag de leerlingen om feedback.

Slide 21 - Tekstslide

Vraag de leerlingen wat ze geleerd hebben en wat ze nog lastig vonden. Vraag ook om feedback voor verbetering van de les.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 22 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 23 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 24 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.