3 Basis 2.3 Moleculen en Atomen

Hst 2.3 Moleculen en Atomen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hst 2.3 Moleculen en Atomen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les: 
  • Leerdoelen
  • Belangrijke woorden 
  • Opgaven maken

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
2.3.1 Ik kan herkenningspunten van mengsels en zuivere stoffen opnoemen.
  • 2.3.2 Ik kan de bouw van stoffen uitleggen met moleculen en atomen.

Slide 3 - Tekstslide

Blauwe woorden
Neem de tekst door van 2.3.
In de tekst staan 4 blauwe woorden.
Schrijf deze alle 4 op in je schrift, met de betekenis in je eigen woorden erbij.

Slide 4 - Tekstslide

Ik heb de 4 blauwe woorden kunnen vinden
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoel
Ik kan herkenningspunten van mengsels en zuivere stoffen opnoemen.

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg zuivere stof of mengsel
Iedere stof bestaat uit allemaal deeltjes. In helemaal schoon en zuiver water zitten alleen maar waterdeeltjes. Als er maar één soort deeltjes in een stof zit, dan noem je die stof een zuivere stof. Water is daarom een zuivere stof. Zeewater is geen zuivere stof, want er zitten naast deeltjes water ook andere deeltjes in, bijvoorbeeld deeltjes zout.

Lucht bestaat ook uit allemaal deeltjes. Lucht bestaat uit kleine deeltjes stikstof en kleine deeltjes zuurstof. In lucht zitten dus twee soorten deeltjes. In een mengsel zitten deeltjes van verschillende stoffen. Lucht is daarom een mengsel.

Slide 7 - Tekstslide

Een zuivere stof bestaat [wel of niet] uit allemaal dezelfde deeltjes.
A
wel
B
niet

Slide 8 - Quizvraag

Een mengsel bestaat [wel of niet] uit allemaal dezelfde deeltjes.
A
wel
B
niet

Slide 9 - Quizvraag

In lucht zitten deeltjes zuurstof en stikstof.
Stikstof is een ...
A
mengsel
B
zuivere stof

Slide 10 - Quizvraag

In lucht zitten deeltjes zuurstof en stikstof.
Zuurstof is een ...
A
mengsel
B
zuivere stof

Slide 11 - Quizvraag

In lucht zitten deeltjes zuurstof en stikstof.
lucht is een ...
A
mengsel
B
zuivere stof

Slide 12 - Quizvraag

Uitleg Suiker en zout
  • In figuur 1a zie je zoutkorrels. Zout is een zuivere stof. Een korrel zout bestaat uit allemaal kleine deeltjes zout. Zout kun je herkennen doordat het wit is en zout smaakt. 
  • In figuur 1b zie je suikerkorrels. Ook suiker is een zuivere stof. Een korrel suiker bestaat uit allemaal kleine deeltjes suiker. Suiker is ook wit, maar de smaak is zoet.
  • In figuur 1c zitten het zout en de suiker door elkaar. Je hebt nu een mengsel van suiker en zout. Dit mengsel bestaat uit twee zuivere stoffen: suiker en zout. 
  • Een eigenschap van de stof zout is de zoute smaak. In het mengsel smaakt het zout nog steeds zout. Een eigenschap van de stof suiker is de zoete smaak. De suiker in het mengsel smaakt nog steeds zoet. Daarom kun je zeggen: in een mengsel houdt elke stof zijn eigenschappen.

Slide 13 - Tekstslide

Welke zin beschrijft twee juiste eigenschappen van keukenzout?
A
Keukenzout heeft een zoete smaak en is wit van kleur
B
Keukenzout heeft een zoute smaak en is wit van kleur
C
keukenzout heeft een zoete smaak en is zwart van kleur
D
keukenzout heeft een zoute smaak en is zwart van kleur

Slide 14 - Quizvraag

Leerdoel
Ik kan de bouw van stoffen uitleggen met moleculen en atomen.

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg Molecuul-1
Water bestaat uit allemaal kleine deeltjes. Zo’n klein deeltje water heet een molecuul water. Suiker bestaat uit moleculen suiker. Zout bestaat uit moleculen zout. Elke stof heeft zijn eigen molecuulsoort.

Moleculen water, suiker en zout bestaan weer uit nog kleinere deeltjes. Die deeltjes noem je atomen. 
Atomen zijn de bouwstenen van elk molecuul.

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg Molecuul-2
Een molecuul water bestaat uit de atomen waterstof en zuurstof (figuur 5). Deze atomen zijn stevig met elkaar verbonden.

Suiker bestaat net als water uit de atomen waterstof en zuurstof, maar in een molecuul suiker zitten ook nog atomen koolstof. De officiële naam van zout is natrium-chloride. In zout zitten dan ook atomen natrium en atomen chloor.
Er bestaan meer dan tien miljoen soorten moleculen.

Slide 17 - Tekstslide

Een molecuul bestaat [ Altijd of nooit] uit twee of meer atomen.
A
altijd
B
nooit

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een molecuul?
Een molecuul is het ... van een stof.

Vul het woord in dat op op de stippeltjes hoort te staan

Slide 19 - Open vraag

Uit welke deeltjes bestaan moleculen?
Moleculen bestaan uit ...

Vul het woord in dat op op de stippeltjes hoort te staan

Slide 20 - Open vraag

Uit welke atomen bestaat een watermolecuul?
A
twee waterstofatomen en één zuurstofatoom
B
één waterstofatoom en twee zuurstofatomen
C
één waterstofatoom en één zuurstofatoom
D
twee waterstofatomen en twee zuurstofatomen

Slide 21 - Quizvraag

De afbeelding stelt een waterstofperoxide molecuul voor.
Hoeveel atomen waterstof zitten er in dit molecuul?

Slide 22 - Open vraag

De afbeelding stelt een waterstofperoxide molecuul voor.
Hoeveel atomen zuurstof zitten er in dit molecuul?

Slide 23 - Open vraag

Welk molecuul heeft dezelfde eigenschappen als een watermolecuul?
A
een ander watermolecuul
B
een waterstofmolecuul
C
een zuurstofmolecuul

Slide 24 - Quizvraag

Zou je één watermolecuuk kunnen proefen
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Uit hoeveel watermoleculen bestaat één druppel water (ongeveer)
A
uit 1 watermolecuul
B
uit 1000 watermoleculen
C
uit 100.000.000.000.000 watermoleculen
D
uit 1.000.000.000.000.000.000.000 watermoleculen

Slide 26 - Quizvraag

Onthouden-1
  • Alle stoffen bestaan uit heel kleine deeltjes.
  • Zuivere stoffen bestaan uit één soort deeltjes.
  • Mengsels bestaan uit twee of meer soorten deeltjes.

Slide 27 - Tekstslide

Onthouden-2
  • Het kleinste deeltje van een stof is een molecuul.
  • Moleculen zijn onvoorstelbaar klein.
  • Moleculen bestaan uit atomen.
  • De atomen in een molecuul zijn stevig met elkaar verbonden.

Slide 28 - Tekstslide

Onthouden-3
  • Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen.
  • Een mengsel bestaat uit moleculen van verschillende stoffen.

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoel van deze les
Hoeveel sterren geef je jezelf?
Minimaal 1 ster, maximaal 5 sterren
 Je kunt kenmerken van mengsels en zuivere stoffen benoemen.
Je kunt de bouw van stoffen beschrijven met moleculen en atomen.
Het werken met de vragen ging...
1 ster = slecht; 5 sterren = supergoed
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen op welke manier het Romeinse Rijk zich ontwikkelde van stadstaat tot enorm wereldrijk, en hoe dit rijk door de eeuwen heen werd bestuurd.

Slide 30 - Sleepvraag

Hulp
  • Lees de lesstof (nog eens) door 
    In je boek of online NOVA
  • Vraag een klasgenoot
  • mail SJA
    (sja@scholenaanzee.nl) 

Slide 31 - Tekstslide

Blauwe woorden
  • atoom = Bouwsteen van een molecuul
  • mengsel = Bevat moleculen van verschillende stoffen (dus verschillende soorten moleculen).
  • molecuul = Klein deeltje waaruit een stof bestaat.
  • zuivere stof = Bevat één soort moleculen.

Slide 33 - Tekstslide