De
waaier was om zuurstof naar zich toe te wapperen.
De pruik was een statussymbool. Hoe hoger, hoe duurder.
Het korset werd aangetrokken om slank te zijn en de borsten te verduidelijken.
De hoepelrok was ook mode, hoe groter hoe rijker.
De rijken wilden zo bleek mogelijk zijn. Hoe witter, hoe beter.
Ze smeerden zichzelf in met krijt of loodwit.