Trouwen en verplichtingen tijdens huwelijk

Hoofdstuk 9.1 en 9.2
9.1 Trouwen
9.2 Verplichtingen tijdens huwelijk
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 9.1 en 9.2
9.1 Trouwen
9.2 Verplichtingen tijdens huwelijk

Slide 1 - Tekstslide

Materiële vereisten
Voorwaarden om te mogen trouwen:
- 2 personen
- beide ongehuwd
- meerderjarig
- beide weten wat ze doen
- geen nauwe bloedverwantschap

Slide 2 - Tekstslide

Standaard tot 1 januari 2018
Wettelijke gemeenschap van goederen
Voor het huwelijk
Na het huwelijk
Peter zijn bezittingen en schulden
Alle bezittingen en schulden zijn van hun samen
Eva haar bezittingen en schulden

Slide 3 - Tekstslide

Standaard na 1 januari 2018
Beperkte wettelijke gemeenschap van goederen
Voor het huwelijk
Na het huwelijk
Peter zijn bezittingen en schulden
Peter zijn bezittingen en schulden
Nieuwe bezittingen en schulden zijn van hun samen
Eva haar bezittingen en schulden
Eva haar bezittingen en schulden

Slide 4 - Tekstslide

Ook niet in de gemeenschap
Schenkingen en erfenissen
Voorhuwelijkse onderneming

Slide 5 - Tekstslide

Huwelijkse voorwaarden
Afwijken van wettelijke (beperkte) gemeenschap van goederen 
  • voorwaarden worden opgesteld door notaris
  • Vaak wordt meer vermogen buiten gemeenschap gehouden
  • Periodiek of finaal verrekenbeding 

Slide 6 - Tekstslide

Zie vraag 9.1 op bladzijde 106. Typ het antwoord in (drie materiele vereisten en of ze er aan voldoen)

Slide 7 - Open vraag

9.2 De ouders kunnen het huwelijk
A
wel juridisch voorkomen
B
niet juridisch voorkomen

Slide 8 - Quizvraag

9.3 Joshua en Merel zijn in de loop van 2019 met elkaar getrouwd. Ze hebben geen afspraken gemaakt over de vermogenssituatie. Welke huwelijksgoederenregime is van toepassing?
A
Gemeenschap van goederen
B
Beperkte gemeenschap van goederen
C
Huwelijkse voorwaarden

Slide 9 - Quizvraag

9.3 Verre neef van Joshua overlijdt en laat een Rolex van € 12.000 na. De Rolex behoort tot het vermogen van:
A
Joshua
B
Merel
C
Allebei

Slide 10 - Quizvraag

Stel Kees en Janke zijn getrouwd in beperkte gemeenschap van goederen. Ze besluiten een speedboot te kopen voor
€ 10.000. Janke gebruikt € 4.000 van haar privévermogen. De rest van het geld komt van het gezamenlijk vermogen.
De boot is van:

A
Kees
B
Janke
C
Allebei

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Maak opgave 9.3
Maak een foto en upload deze

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

welke wettelijke plichten heb je in het huwelijk?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
afwassen, stofzuigen, sex en boodschappen doen
B
draagplicht
C
onderhoudsplicht
D
fourneerplicht

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet de plicht om de kosten van het huishouden te verdelen over beide echtgenoten?
A
Fourneerplicht
B
Nihilplicht
C
Draagplicht
D
Onderhoudsplicht

Slide 21 - Quizvraag

Vergoedingsrechten
Vergoedingsrechten van privé aan gemeenschap of andersom volgens de beleggingsleer

Tessa en Johan hebben een vakantiehuis gekocht voor € 100.000. Hiervan is € 80.000 voldaan uit gemeenschappelijk vermogen en € 20.000 uit privévermogen van Tessa. 
De direct opeisbare vordering van Tessa in procenten: € 20.000/ € 100.000 X 100 % = 20 %

De woning wordt 5 jaar later verkocht voor € 200.000. 

80% van de verkoopopbrengst valt in de gemeenschap, 20% komt toe aan Tessa. 
Dus 0,20 X € 200.000 = € 40.000 komt toe aan Tessa

Slide 22 - Tekstslide

Vergoedingsrechten
Vergoedingsrechten van privé aan gemeenschap of andersom volgens de beleggingsleer

Karel en Johan hebben een huis van € 250.000. Er wordt een serre aangebouwd. De kosten: 
€ 15.000. Dit wordt betaald uit het privevermogen van Karel. 

De vordering van Karel in procenten: 15.000/ (250.000 + 15.000) X 100 % = 5,7 %

Een jaar later gaan ze uit elkaar de woning is dan € 300.000 waard. Karel heeft een vordering op Johan van 0,057 X € 300.000 = € 17.100

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide