Maak goede zinnen met de woorden die je krijgt.
Let op dat je de werkwoorden goed vervoegt.
Denk na over de volgorde.
Je hebt 15 minuten de tijd.
Je werkt alleen. Maar je mag mij om hulp vragen.
Ik kijk het na en dan gaan we het later verbeteren.
Je krijgt een cijfer voor schrijven.