Zakelijke brief

Zakelijke brief en mail

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Zakelijke brief en mail

Slide 1 - Tekstslide

DOELEN

- Je weet volgens welke conventies (regels) je een zakelijke brief moet schrijven


- Je gaat oefenen met het schrijven van een zakelijke brief

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Vaste indeling

conventies

(regels)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Vaste indeling:
1. Afzender (schrijver)
2. Geadresseerde (ontvanger)
3. Plaats, datum
4. Betreft (onderwerp)
5.  Aanhef (Geachte of Beste...),
6. Inhoud: inleiding - middenstuk - slot
7. Slotgroet (Met vriendelijke groet,)
8. Ondertekening (Handtekening + naam)

Zet een

witregel

tussen de onderdelen

Slide 6 - Tekstslide

Wie is de geadresseerde?
A
Degene aan wie je de brief schrijft.
B
Degene die de brief schrijft.

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze voor de plaats en de datum in een zakelijke brief
A
Amsterdam 2 november 2023
B
Amsterdam, 2 November 2023
C
Amsterdam, 2 november 2023
D
Amsterdam, 2-11-2023

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste aanhef als je de geadresseerde niet kent
A
Geachte heer mevrouw,
B
Geachte heren en mevrouwen
C
Geachte heer, mevrouw,
D
Geachte heer/mevrouw,

Slide 9 - Quizvraag

De eerste zin van de brief begint met een hoofdletter.
A
Niet waar, de aanhef eindigt met een komma en daarna krijg je nooit een hoofdletter.
B
Waar. In de zakelijke brief begint de eerste zin toch met een hoofdletter.

Slide 10 - Quizvraag

In de tekst van een zakelijke brief gebruik je geen alinea’s.
A
Waar: je schrijft alles achter elkaar zonder witregels.
B
Niet waar: je gebruikt minimaal drie alinea’s: inleiding , middenstuk en een slot.
C
Het ligt eraan aan wie je schrijft.

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze voor de slotformule
A
Met Vriendelijke Groet,
B
Met vriendelijke groet,
C
Met vriendelijke groet
D
Met vriendelijke groeten,

Slide 12 - Quizvraag

Kies het juiste adres:
A
Strandzicht College Postbus 10 6622 AB EDE
B
Strandzicht College Postbus 10 6622 AB Ede
C
Strandzicht College Postbus 10 6622AB Ede

Slide 13 - Quizvraag

Hoe schrijf je plaats & datum?
A
Eindhoven, 10-01-2021
B
Eindhvn, 10 januari 2021
C
eindhoven, 10 Januari 2021
D
Eindhoven, 10 januari 2021

Slide 14 - Quizvraag

Sleep de eerste 5 onderdelen van een zakelijke brief naar de juiste plek.
Plek 3
Plek 2
Plek 1
Plek 4
Plek 5
Geadresseerde
Plaats, datum
Afzender
Onderwerp
Aanhef

Slide 15 - Sleepvraag

Welke onderdelen zitten in alle zakelijke brieven?
A
argument voor
B
argument tegen
C
stelling
D
inleiding, kern, slot

Slide 16 - Quizvraag

Hoe geef je het onderwerp aan?
A
Onderwerp:
B
Deze brief gaat over:
C
Betreft:
D
Het onderwerp hoef je niet aan te geven.

Slide 17 - Quizvraag

Wat komt bovenaan de zakelijke brief?
A
Adres van de afzender
B
Adres van de ontvangen
C
Plaats en datum
D
Aanhef

Slide 18 - Quizvraag

Een zakelijke brief heeft een vaste indeling.
Hoe noem je dat ook wel?
A
conferentie
B
conventie
C
preventie
D
confetti

Slide 19 - Quizvraag

Wat schrijf je in de inleiding van een zakelijke brief?
A
Je vraagt hoe het met de ander gaat.
B
Wie de brief heeft geschreven.
C
Een samenvatting over wat er in de brief staat.
D
Je noemt de aanleiding van de brief.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste indeling van een zakelijke brief?
A
Naam en adres afzender, plaats en datum, naam en adres ontvanger, aanhef, inleiding, kern, slot, slotzin, handtekening, naam
B
Naam en adres ontvanger, plaats en datum, naam en adres afzender, aanhef, alinea's, slotzin, handtekening, naam
C
Naam en adres afzender, plaats en datum, naam en adres ontvanger, aanhef, inleiding, kern, slot, slotzin,naam, handtekening
D
Naam en adres ontvanger, plaats en datum, aanhef, inleiding, kern, slot, slotzin, handtekening, naam

Slide 21 - Quizvraag

H5 schrijven, Zakelijke brief 
Aan de slag volgens het schema
deze week opdracht 1, 2 en 3

vandaag in de les: opdracht 1
morgen in de les opdracht 2 en start opdracht 3
eind van de week opdracht 3 af
formatieve toets spelling ww

Slide 22 - Tekstslide