H8 8.3 Arbeidsarmoede aanpakken

8.3 Arbeidsarmoede aanpakken
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

8.3 Arbeidsarmoede aanpakken

Slide 1 - Tekstslide

Oefenen
Ga naar 8.2 - Examentrainer - opdr. 4

Slide 2 - Tekstslide

Antwoord

Slide 3 - Open vraag

Leerdoel
  • Je kunt uitleggen wat de sociale kwestie is.
  • Je kunt uitleggen hoe het liberalisme, socialisme, en confessionalisme naar de positie van arbeiders keken.
  • Je kunt uitleggen wat het nationalisme inhoudt en welke gevolgen nationalisme had in EUropa in de 19e eeuw.

Slide 4 - Tekstslide

Tijdvak 8: Burgers & Stoommachines

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten:
  • Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces.
  • Discussies over de 'sociale kwestie'.

Slide 6 - Tekstslide

19e-eeuwse samenleving
Onderklasse
Proletariaat
Middenklasse
Bourgeoisie

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de rol van de overheid in het verbeteren van de positie van de arbeiders? (sociale kwestie)
  • Onderklasse (paupers). Arbeiders zonder vast werk en huis.
  • De fabrieks- en landarbeiders (het proletariaat).
  • Een middenklasse van ambtenaren, kantoorpersoneel, winkeliers en kleine zelfstandigen (kleine burgerij).
  • De rijke bovenlaag van ondernemers, fabriekseigenaren, bankiers, handelaren en grootgrondbezitters (bourgeoisie). 
Er was een klassensamenleving!! (Je inkomen en beroep bepaalde jouw plaats).

Slide 8 - Tekstslide

Arbeiders:

  • Lange dagen
  • Onveilige werkomstandigheden,
  • Laag inkomen
  • Kinderarbeid
  • Slechte woonomstandigheden
  • Geen onderwijs
  • Geen stemrecht
Nachtwakersstaat: land waarbij de overheid zich zo weinig mogelijk bemoeit met de samenleving.

Slide 9 - Tekstslide

Wat te doen met deze arbeiders?

Slide 10 - Tekstslide

Liberalisme= vrijheid
  • Economische vrijheid: vrijemarkteconomie
  • Politieke vrijheid: volkssoevereiniteit vastleggen in de grondwet, vrijheid van meningsuiting, drukpers, vereniging. kunst en wetenschap niet beperken.
  • Godsdienstvrijheid  

Slide 11 - Tekstslide

Socialisme = gelijkheid
  • Marx: klassenstrijd en revolutie
  • Productiemiddelen moesten in gemeenschappelijk bezit komen (communisme)
  • Geloof was opium voor het volk.

Slide 12 - Tekstslide

Communisten
Sociaal-democraten

Slide 13 - Tekstslide

Wat vind je aantrekkelijker? Socialisme of liberalisme? Leg uit!

Slide 14 - Open vraag

Confessionalisme
Politieke stroming waarbij men uitgaat van het geloof: katholicisme en protestantisme.
Broederschap/naastenliefde. Overheid moet terughoudend zijn.

Zie Tabel TVG.

Slide 15 - Tekstslide

Eerste stapjes...
  • Vakbonden oprichten
  • 1874: Kinderwetje van Van Houten
  • 1901 Leerplichtwet, daarna volgden nog meer sociale wetten.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een nachtwakersstaat?
A
Een staat waarin de overheid zich niet bemoeit met de economie. De overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid.
B
Een staat waarin de overheid zich niet bemoeit met de orde en veiligheid. De overheid zorgt alleen voor een goede economie
C
Een staat waarin de overheid de orde en veiligheid alleen mag handhaven in de nacht. Op die manier heeft niemand er last van.
D
Een staat waarin de overheid zich met helemaal niks mag bemoeien. De bevolking is vrij in alles.

Slide 17 - Quizvraag

Geef aan waarom arbeiderskinderen vaak niet naar school gingen.
A
Ze waren niet slim genoeg
B
Ze moesten thuis voor andere kinderen zorgen
C
Ze waren niet welkom op school
D
Ze moesten werken om extra inkomsten binnen te brengen

Slide 18 - Quizvraag

Wat konden arbeiders doen om voor hun rechten op te komen?
A
In je eentje bij de baas klagen.
B
Met een grote groep niet komen werken
C
Naar de politie gaan
D
Minder hard gaan werken

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag
8.3, eigen leerroute

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je kunt uitleggen wat de sociale kwestie is.
  • Je kunt uitleggen hoe het liberalisme, socialisme, en confessionalisme naar de positie van arbeiders keken.
  • Je kunt uitleggen wat het nationalisme inhoudt en welke gevolgen nationalisme had in EUropa in de 19e eeuw.

Slide 21 - Tekstslide

Nationalisme
1815: Congres van Wenen
  • Kleine landen werden samengevoegd om Frankrijk tegen te kunnen houden. (Nl = Be!!)
  • Legitieme vorsten werden op de troon gezet.
  • Bondgenootschap: Pruisen, Oostenrijk-Hongarije, Rusland en Groot-Brittannië tegen Frankrijk.

Slide 22 - Tekstslide

Dit heet de restauratie, maar dat hield niet stand. In 1848 volgde een nieuw revolutiejaar door heel Europa.

Slide 23 - Tekstslide

  • Einde 18e eeuw: ontstaan nationalisme
  • Natiegevoel: bevolking van een land met veel overeenkomsten. Bv. geschiedenis, taal, cultuur, godsdienst,
  • Er is behoefte aan groepsidentiteit door Industriële revolutie. Wonen in een stad was veel individueler dan op het platte land.
  • Infrastructuur verbetert sterk. Verschillende regio's waren veel meer verbonden met elkaar.
  • Door ontstaan van de natiestaat was er nadruk wat er gemeenschappelijk was, maar daardoor kwam er ook wantrouwen naar en tussen verschillende landen (--> WOI)

Slide 24 - Tekstslide

Nationalisme -> afsplitsing
1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

1830: Opstand over het beleid van koning Willem I. Na een korte oorlog en een tiendaagse Veldtocht werd België onafhankelijk (1839).
Tabel TVG.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Nationalisme --> éénwording
Wilhelm I in Versailles gekroond

Slide 27 - Tekstslide

Nationalisme sterker dan socialistische klassenstrijd.

Arbeiders uit verschillende landen gingen dus niet samenwerken, maar er ontstonden vervolgens wel 2 wereldoorlogen (nationalisme was 1 van de oorzaken).

Slide 28 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je kunt uitleggen wat de sociale kwestie is.
  • Je kunt uitleggen hoe het liberalisme, socialisme, en confessionalisme naar de positie van arbeiders keken.
  • Je kunt uitleggen wat het nationalisme inhoudt en welke gevolgen nationalisme had in EUropa in de 19e eeuw.

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag
8.3, eigen leerroute

Slide 30 - Tekstslide

Noem 3 dingen die je vandaag geleerd hebt.

Slide 31 - Open vraag

Is er een onderdeel dat meer uitleg nodig heeft?

Slide 32 - Open vraag