6. Seksualiteit

Seksualiteit & Relaties
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Seksualiteit & Relaties

Slide 1 - Tekstslide

Maar eerst een stukje herhalen
Over;
  • Anticonceptiemiddelen
  • SOA's

Slide 2 - Tekstslide

Welke vorm van anticonceptie staat ook wel bekend als "voor het zingen de kerk uit"
A
Periodieke Onthouding
B
Coitus Interruptus
C
Het Condoom
D
Het Spiraaltje

Slide 3 - Quizvraag

Welk anticonceptiemiddel zie je hier op de achtergrond?
A
Hormoonstaafje
B
NuvaRing
C
Spiraaltje
D
Vrouwencondoom

Slide 4 - Quizvraag

Een vrouw wil graag beschermd zijn tegen zwangerschap en dat haar menstruatie zo licht mogelijk is. Welke vorm van anticonceptie zou voor haar het beste zijn?
A
NuvaRing
B
Koperspiraaltje
C
Hormoonspiraaltje
D
Prikpil

Slide 5 - Quizvraag

Welke vorm van anticonceptie beschermt ook tegen SOA's?
A
De Pil
B
Het Vrouwencondoom
C
Sterilisatie
D
Hormoonpleister

Slide 6 - Quizvraag

Hoelang na een sterilisatie is een man helemaal beschermt tegen de kans op een zwangerschap
A
Direct na de operatie
B
Na 3 dagen
C
Na 1 dag
D
Na 1 week

Slide 7 - Quizvraag

Waar staat de afkorting SOA voor?
A
Seksueel Overgeefbare Aandoening
B
Sensueel Overdraagbare Aandoening
C
Seksueel Overdraagbare Afflictie
D
Seksueel Overdraagbare Aandoening

Slide 8 - Quizvraag

Welke van de volgende SOA's kan je niet bestrijden met antibiotica?
A
Chlamydia
B
Trichomonas
C
Hepatitis B
D
Syfilis

Slide 9 - Quizvraag

Van Hepatitis B kan je levercirrose/leverontsteking krijgen. Wat is een bekend symptoom hiervan?
A
Gele huid
B
Geel oogwit
C
Rode huid
D
Rood oogwit

Slide 10 - Quizvraag

Is HIV/AIDS te genezen?
A
Alleen wanneer je Seropositief bent
B
Alleen wanneer je afweer nog sterk is
C
Nee, je kan het alleen remmen
D
Ja, met sterke antibiotica

Slide 11 - Quizvraag

Seksualiteit & Relaties

Slide 12 - Tekstslide

Welke seksualiteiten ken je al?

Slide 13 - Woordweb

Relaties
We spreken in principe over een relatie wanneer je een (goede) band hebt met iemand. Dit geeft vaak aan hoe je met iemand omgaat maar is niet per se altijd romantisch of seksueel.
Relaties zijn er in alle vormen en maten. Denk maar aan een vriendschap of familierelaties
We spreken eigenlijk alleen over seksualiteit wanneer we kijken naar een liefdesrelatie

Slide 14 - Tekstslide

Liefdesrealties
Liefdesrelaties zijn er ook in alle vormen en maten.
Een liefdesrelatie kan ook verschillende maten van intimiteit hebben. Hierbij kan het alleen knuffelen of strelen zijn maar kan het ook een stap verder gaan als vrijen of geslachtsgemeenschap. 
Sommige mensen hebben juist erg veel moeite met intimiteit en laten dit meer op de achtergrond. 
Wanneer mensen gemeenschap willen hebben is ook heel verschillend. De één wil eerst een relatie hebben, de ander eerst trouwen en weer andere hoeven alleen maar een connectie te voelen 

Slide 15 - Tekstslide

Heterosekualiteit
Heteroseksueel betekend dat je valt op het andere geslacht.
Hetero = Anders (dan het eigene)
Voor een lange periode in de geschiedenis werd dit gezien als de enige vorm van seksualiteit die geaccepteerd werd.

Slide 16 - Tekstslide

LGBTQ+
Sinds een aantal jaar is de stroming LGBTQ+ opgang gekomen en voelen mensen zich steeds meer comfortabel om open te zijn over hun seksualiteit. 
De naam van deze stroming is een afkorting voor de verschillende seksualiteiten die er zijn.

Slide 17 - Tekstslide

Waar staat de L in LGBTQ+ voor?
A
Liefde
B
Lesbisch
C
Levend
D
L

Slide 18 - Quizvraag

Lesbisch
De L in LGBTQ+ staat voor lesbisch.
Bij deze seksualiteit identificeer je als vrouw en val je op andere vrouwen. Voor mannen die op mannen vallen is andere catogerie.

Slide 19 - Tekstslide

Waar staat de G voor in LGBTQ+
A
Geliefd
B
Gespierd
C
Gay
D
Gabber

Slide 20 - Quizvraag

Gay (of Homo)
De G in LGBTQ+ staat voor gay, wat in het Nederlands vaker als homo wordt gezegd. 
Bij deze seksualiteit valt iemand die als man identificeert op een andere man. Samen met lesbisch noemen we dit homoseksualiteit. (Homo = Gelijk aan)

Slide 21 - Tekstslide

Waar staat de B in LGBTQ+ voor?
A
Bang
B
Bom
C
Biologie
D
Bi

Slide 22 - Quizvraag

Bi(seksueel)
De B in LGBTQ+ staat voor biseksueel.
Als iemand biseksueel is valt hij of zij op zowel mannen als vrouwen. Hierbij kan soms nog wel een voorkeur voorkomen maar dat ligt aan de persoon.

Slide 23 - Tekstslide

Waar staat de T in LGBTQ+ voor?
A
Transseksueel
B
Travestiet
C
Transgender
D
Topseksueel

Slide 24 - Quizvraag

Transgender
De T in LGBTQ+ staat voor transgender maar wordt soms verward met transseksueel en travestiet. Transgender betekent dat iemand zich niet thuis voelt in zijn of haar geslacht en dit wil veranderen. Wanneer iemand zich kleed als het andere geslacht noemen we dit travestiet. Wanneer iemand medisch zijn/haar geslacht veranderd noemen we dit transseksueel

Slide 25 - Tekstslide

Waar staat de Q voor in LGBTQ+?
A
Quiz
B
Queer
C
Queen
D
Question

Slide 26 - Quizvraag

Queer
De Q in LGBTQ+ staat voor queer.
Queer is eigenlijk geen seksualiteit maar een verzamelwoord voor alle seksualiteiten die niet hetero zijn. 
Een persoon die dus gay, bi of lesbisch kan zichzelf ook queer noemen. Dit omvat ook nog een aantal andere seksualiteiten

Slide 27 - Tekstslide

De + in LGBTQ+
De + in LGBTQ+ betekent eigenlijk dat alle andere vormen van seksualiteit daar ook bij horen. Bijvoorbeeld;
  • Aseksueel
  • Genderfluid
  • Non-binair
  • Panseksueel
  • Intersex

Slide 28 - Tekstslide