In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Voorzetsels NT2 10 juni
Slide 1 - Tekstslide
Doel
Ik weet wat voorzetsels zijn en wat ze doen in de zin.
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn voorzetsels?
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Video
Slide 5 - Video
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Waarom is dit moeilijk?
Voorzetsels komen vaak niet in jullie moedertaal voor, maar wel bij ons in de zinnen!
Slide 8 - Tekstslide
Voorzetsels geven vaak het volgende aan:
Tijd,
Plek,
Ruimte.
Richting
Het drukt een relatie uit tussen verschillende woorden in een zin. Zonder voorzetsels kun je geen tijd, plek, ruimte, richting of relatie tussen woorden in een zin aangeven.
Slide 9 - Tekstslide
......... de doos
Welk voorzetsel moet je invullen?
Slide 10 - Tekstslide
... de doos
Maak een zin die bij het plaatje hoort.
Slide 11 - Open vraag
......... de doos
Welk voorzetsel moet je invullen?
Slide 12 - Tekstslide
... de doos
Maak een zin die bij het plaatje hoort.
Slide 13 - Open vraag
......... de tafel
Welk voorzetsel moet je invullen?
Slide 14 - Tekstslide
... de tafel
Maak een zin die bij het plaatje hoort.
Slide 15 - Open vraag
.......... de dozen
Welk voorzetsel moet je invullen?
Slide 16 - Tekstslide
... de dozen
Maak een zin die bij het plaatje hoort.
Slide 17 - Open vraag
nt2taalmenu.nl
Slide 18 - Link
08 februari 2023
Agenda van vandaag
Voorzetsels
Scheidbare werkwoorden
In Zicht opdrachten maken
Slide 19 - Tekstslide
Voorzetsel
Werkwoord
'Scheidbaar' werkwoord
op
halen
ophalen
scheidbare werkwoorden
Slide 20 - Tekstslide
Voorzetsel
Werkwoord
'Scheidbaar' werkwoord
op
halen
ophalen
scheidbare werkwoorden
ik....
haal
op
Slide 21 - Tekstslide
1. Combineer het voorzetsel met het juiste werkwoord zodat er scheidbare werkwoorden ontstaan
2. ...
Slide 22 - Tekstslide
1. Combineer het voorzetsel met het juiste werkwoord zodat er scheidbare werkwoorden ontstaan
2. Kies drie werkwoorden uit. Maak met ieder woord een zin waarin je het scheidbare werkwoord gebruikt (dus scheidt)