Schrijf een kleine tekst over je huis en dorp (stad ) verwerk de volgende punten: - Waar woon je (naam). Waar ligt het (Noord,zuid...van Nederland) - Woon jij in een huis, appartement, boerderiij. - Benoem 3 delen van je huis (slaapkamers, keuken, woonkamer) - Beschijf je kamer: groot , klein, mooi.... - Wat heb jij in je kamer ( 3 meubels). - Wat doe je in je kamer.
Slide 4 - Open vraag
1. Lees voor elkaar je eigen tekst en geef elkaar feedback.
2. Kijk naar de phrases-clés bij Référence (blz. 93) je huis en je buurt : verbeter nog je zinnen en voeg andere dingen erbij.
3. Schrijf de tekst nog een keer.
Slide 5 - Tekstslide
On révise : Le pronom possessif= Bezittelijk naamwoord
Slide 6 - Tekstslide
Verschil tussen ne en fa :
In het Frans kijk je niet naar de bezitter maar naar het bezit:
dat betekent dat er verschillende woorden zijn voor:
mijn
jouw
haar/zijn
Slide 7 - Tekstslide
Bezittelijk naamwoord
le/ l' woorden la-woorden les-woorden
mijn mon père ma mèremes parents
jouw ton pèreta mèretes parents
zijn/haar son père sa mèreses parents
onze notre père/ notre mère nos mères
jullie votresoeur/ votre frère vos pères
hun leur oncle/ leur tante leurs oncles
Slide 8 - Tekstslide
Ma, ta en sa worden mon, ton en son voor een vrouwelijk woord dat begint met een klinker of een stomme h.
exemple: Mon amie Alicia habite tout près.
Mijn vriendin Alicia woont dichtbij.
Slide 9 - Tekstslide
son livre kan dus betekenen:
zijn boek of haar boek......
Dat moet je dus uit de zin kunnen afleiden.
C'est le livre de Paul? Oui, c'est son livre (zijn boek)
C'est le livre de Claire? Oui, c'est son livre (haar boek)