VH11 deel 2 - verbanden

Wiskundige Verbanden
Voorkennis H11
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wiskundige Verbanden
Voorkennis H11

Slide 1 - Tekstslide


De        en        in een formule zijn ...............
y
x
A
parameters
B
getallen
C
standaard vormen
D
variabelen

Slide 2 - Quizvraag

De formules die hieronder staan noemen we ................ van de formule.
y=ax+b
y=cx
y=ax2+bx+c
A
de basis vorm
B
de standaard vorm
C
de wiskundige vorm
D
de begin vorm

Slide 3 - Quizvraag


Als een grafiek één of meerdere snijpunten heeft met de x-as dan vind ik die door .................
A
door x = 0 in de formule in te vullen en op te lossen
B
door dit af te lezen aan de formule
C
door y = 0 in de formule in te vullen en op te lossen
D
een grafiek heeft nooit meerdere snijpunten met de x-as

Slide 4 - Quizvraag

De formule hieronder is van een .............. verband.
y=ax+b
A
Recht evenredig
B
Omgekeerd evenredig
C
Lineair
D
Kwadratisch

Slide 5 - Quizvraag


De volgende twee stellingen gaan over
A: Door      weet je het snijpunt van de grafiek met de y-as.
B: Het punt             is het snijpunt met de y-as.
y=ax+b
b
(0,b)
A
A en B zijn waar
B
A en B zijn niet waar
C
A is waar, B is niet waar
D
A is niet waar, B is waar

Slide 6 - Quizvraag


Als               in                         dan is de grafiek 
een ............. lijn.
y=ax+b
a=0
A
Horizontale lijn
B
Dalende lijn
C
Stijgende lijn
D
Verticale lijn

Slide 7 - Quizvraag

Hiernaast zie je 2 grafieken die
horen bij

Welke stelling is juist.
y=ax+b
A
De 'b' van beide grafieken is hetzelfde
B
De 'a' van de rode grafiek is groter dan bij de blauwe grafiek.
C
Deze grafieken groeien exponentieel
D
De 'a' van beide grafieken is hetzelfde

Slide 8 - Quizvraag

Hiernaast zie je 2 grafieken die
horen bij

Welke stelling is juist.
y=ax+b
A
De 'b' van beide grafieken is hetzelfde
B
Het snijpunt van de grafieken is bij x = 0
C
Deze grafieken zijn recht evenredig
D
De 'a' van de rode grafiek is groter dan bij de blauwe grafiek.

Slide 9 - Quizvraag

Hiernaast zie je 2 grafieken die
horen bij

Welke stelling is juist.
y=ax+b
A
De 'b' van beide grafieken is hetzelfde
B
De 'a' van de blauwe grafiek is kleiner dan van de rode grafiek
C
Het snijpunt van deze grafieken ligt buiten de afbeelding
D
De 'a' van beide grafieken is hetzelfde

Slide 10 - Quizvraag

Hiernaast zie je 2 grafieken die
horen bij

Welke stelling is juist.
y=ax+b
A
De 'b' van de blauwe grafiek is negatief
B
De grafieken snijden elkaar nooit
C
De 'a' van de blauwe grafiek is positief
D
De 'a' van de blauwe grafiek is negatief

Slide 11 - Quizvraag

De onderstaande formule is een ................... verband


y=cx
A
Omgekeerd evenredig
B
Gebroken
C
Lineair
D
Recht evenredig

Slide 12 - Quizvraag


De volgende twee stellingen gaan over
A:      noemen we de evenredigheidsconstante.
B: Formules die horen bij dit verband gaan altijd door de oorsprong.
y=cx
c
A
A en B zijn waar
B
A en B zijn niet waar
C
A is waar, B is niet waar
D
A is niet waar, B is waar

Slide 13 - Quizvraag

kun je het (nog)?
schrijf onderstaande formule met haakjes
y=x2+2x15

Slide 14 - Open vraag

kun je het (nog)?
schrijf onderstaande formule met haakjes
y=2x26x

Slide 15 - Open vraag

wat zijn de oplossingen van onderstaande vergelijking:


x23x+6=4

Slide 16 - Open vraag

             hfd 1 functies           3 vwo

Slide 17 - Tekstslide

             hfd 1 functies           3 vwo

Slide 18 - Tekstslide

welke formule hoort bij
de blauwe grafiek?
A
f(x)=x23
B
f(x)=x2+3
C
f(x)=x23
D
f(x)=2x2+3

Slide 19 - Quizvraag

welke formule hoort bij
de groene grafiek?
A
f(x)=x23
B
f(x)=x2+3
C
f(x)=x23
D
f(x)=2x2+3

Slide 20 - Quizvraag

wat weet je van de grafiek van
de functie:
h(x)=3x2+2

Slide 21 - Open vraag

a=3
b=0c=3
uitgangspunt is kwadratische formule. 
welke combinaties kun je maken? 
a=0,5
c=0
'brede' parabool
'smalle' parabool
bergparabool
dalparabool
gaat door (0,0)
T(0, 3)

Slide 22 - Sleepvraag


Als                  bij de onderstaande formule, dan is de grafiek een ....................... 
y=ax2+bx+c
a=0.5
A
Bergparabool
B
Dalparabool
C
Vlakke parabool
D
Stijle parabool

Slide 23 - Quizvraag


De volgende twee stellingen gaan over 
A: De      heeft invloed op hoe breed de parabool is.
B: De waarde van      bepaald of het een bergparabool of dalparabool is.
y=ax2+bx+c
a
a
A
A en B zijn waar
B
A en B zijn niet waar
C
A is waar, B is niet waar
D
A is niet waar, B is waar

Slide 24 - Quizvraag


De top van de onderstaande formule ligt 
onder de x-as. Wat kun je verder zeggen over de grafiek.
y=3x2+x2
A
De grafiek heeft 2 snijpunten met de x-as
B
De grafiek heeft 2 snijpunten met de y-as
C
De grafiek heeft 0 snijpunten met de x-as
D
Je kunt verder nog niks zeggen over deze grafiek

Slide 25 - Quizvraag


De volgende 3 stellingen gaan over 
A: De grafiek is een bergparabool
B: De snijpunten met de x-as zijn            en 
C: De formule is een kwadratische formule
y=(x+2)(x+5)
(2,0)
(5,0)
A
A, B en C zijn waar
B
A, B en C zijn niet waar
C
B en C zijn waar, A is niet waar
D
A en B zijn niet waar, C is waar

Slide 26 - Quizvraag


De grafiek bij een kwadratische formule is symmetrisch. 

Welke stelling over de symmetrie-as is NIET waar
2ab
A
De symmetrie-as is een verticale lijn
B
De formule van de symmetrie-as heeft de vorm: y = 'een getal'
C
De symmetrie-as snijdt de parabool in de top
D
De x-waarde waar de symmetrie-as doorheen gaat vind je met: -b/2a

Slide 27 - Quizvraag


De volgende twee stellingen gaan over 
A: Als              ligt de top van de parabool op de y-as.
B: Wanneer de waarde van       veranderd, verplaatst de hele grafiek omhoog of omlaag
y=ax2+bx+c
b=0
c
A
A en B zijn waar
B
A en B zijn niet waar
C
A is waar, B is niet waar
D
A is niet waar, B is waar

Slide 28 - Quizvraag


Koppel de formules aan de grafieken.
A:
B:
C:
y=x24x+4
y=2x28x+8
y=0.5x22x+2
1
3
2
A
A - 2 B - 3 C - 1
B
A - 2 B - 1 C - 3
C
A - 3 B - 1 C - 2
D
Dit kun je niet weten, want de y-as is niet zichtbaar

Slide 29 - Quizvraag


1
2
3
In de afbeelding hiernaast zie je drie grafieken.

Welke stelling is NIET waar.
A
Grafiek 2 heeft geen snijpunten met grafiek 3
B
Grafiek 1 en grafiek 3 snijden elkaar nooit
C
Al deze grafieken hebben dezelfde symmetrie-as met de formule: x = 0
D
In de formules van deze grafieken geldt: b = 0

Slide 30 - Quizvraag

Geef aan of de volgende stelling waar of niet waar is.

Wanneer in de formule , dan krijg je de standaardvorm van een lineair verband.
a=0
y=ax2+bx+c
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag


Bij welk verband hoor de formule: 

y=bgt
A
lineair verband
B
machtsverband
C
evenredig verband
D
exponentieel verband

Slide 32 - Quizvraag

Geef aan of de volgende stelling waar of niet waar is.

Een voorbeeld van exponentiële groei is procentuele groei.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag


De grafiek hiernaast hoort bij 

Welke stelling is waar.
y=bgt
A
Het snijpunt met de y-as ligt bij: y = 0
B
Het snijpunt met de y-as ligt bij: b = 0
C
Het snijpunt met de y-as ligt bij: g = 0
D
Het snijpunt met de y-as ligt bij: t = 0

Slide 34 - Quizvraag


De volgende twee stellingen gaan over 
A: De waarde van      bepaald hoe steil de grafiek loopt en of die stijgt of daalt.
B: Door de groeifactor te vermenigvuldigen met 100 kom je achter de procentuele groei. 
g
y=bgt
A
A en B zijn waar
B
A en B zijn niet waar
C
A is waar, B is niet waar
D
A is niet waar, B is waar

Slide 35 - Quizvraag


Welke stelling over de grafiek hiernaast is waar
A
De beginwaarde is negatief
B
De groeifactor is negatief
C
De groeifactor ligt tussen de 0 en 1
D
De grafiek heeft een snijpunt met de x-as

Slide 36 - Quizvraag