organisatieniveaus deel 2

Orgaanstelsels, organen, weefsel
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Orgaanstelsels, organen, weefsel

Slide 1 - Tekstslide

Orgaanstelsels
Een orgaanstelsel bestaat uit een aantal organen die samenwerken aan een bepaalde taak. 

Organismen leven door de levenskenmerken.

De levenskenmerken ontstaan door
orgaanstelsels.
Er zitten verschillende orgaanstelsels in ons lichaam.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een orgaanstelsel?
A
een groep organismen
B
een groep organellen
C
een groep organen die samen aan een bepaalde taak werken
D
een groep cellen die samenwerken

Slide 3 - Quizvraag


Zenuwstelsel

Verteringsstelsel

Spierstelsel

Ademhalingsstelsel

Beenderenstelsel

Slide 4 - Sleepvraag

De levenskenmerken ontstaan door:
A
organen
B
orgaanstelsels
C
cellen
D
moleculen

Slide 5 - Quizvraag

Ademhalingsstelsel
Ademhalingsstelsel (ademhalen, uitscheiden) 

Organen die bij het ademhalingsstelsel horen zijn: Neus, mond, luchtpijp, longen 

De lucht die je inademt gaat via je neusholte naar je keelholte en via je
luchtpijp naar je longen.

Slide 6 - Tekstslide

Welke organen horen bij het ademhalingsstelsel?

Slide 7 - Open vraag

Bij welke levenskenmerken hoort het ademhalingsstelsel?

Slide 8 - Open vraag

Waar gaat de ingeademde lucht langs?
neusholte
keelholte
luchtpijp
longen

Slide 9 - Sleepvraag

Verteringsstelsel 
Verteringsstelsel (voeden en uitscheiden) 

Organen die bij het verteringsstelsel horen zijn: 

Mondholte, slokdarm, maag, twaalfvingerige darm, lever, galblaas, alvleesklier, dunne darm, dikke darm, endeldarm, anus.

Slide 10 - Tekstslide

Verteringsstelsel
Het verteringsstelsel is het orgaanstelsel dat zorg draagt voor de verwerking van voedsel bij mens en dier. 

Het voedsel wordt afgebroken tot voedingsstoffen, die het lichaam kan opnemen en gebruiken. 

Alle nuttige stoffen worden uit het voedsel gehaald en daarna verlaat de rest wat we niet kunnen gebruiken het lichaam als poep.

Slide 11 - Tekstslide

Bij welke levenskenmerken hoort het verteringsstelsel?

Slide 12 - Open vraag

Welke organen horen bij het verteringsstelsel?

Slide 13 - Open vraag

Wat gebeurt er met de voedingsstoffen?
A
die worden uitgescheiden
B
neemt het lichaam op en gebruikt het
C
blijven in de maag
D
komen in de longen terecht

Slide 14 - Quizvraag

Hoe verlaten de stoffen die we niet gebruiken ons lichaam?
A
als maagsap
B
als alvleessap
C
als gal
D
als poep

Slide 15 - Quizvraag

Uitscheidingsstelsel
Uitscheidingsstelsel (uitscheiden) 
Organen die hierbij horen zijn: - Nieren
- Blaas
- Urinewegen 

Het uitscheidingsstelsel zorgt voor afvoer van afvalstoffen en andere stoffen die ons lichaam
niet nodig is. 

Water, zout, resten van medicijnen, kleurstoffen en vitaminen worden door je nieren uit het
bloed gehaald en via de urine verlaat het ons lichaam.

Slide 16 - Tekstslide

Welke organen horen bij het uitscheidingsstelsel?
A
De nieren en het hart
B
De blaas en de darmen
C
De nieren en de blaas
D
De nieren en de blinde darm

Slide 17 - Quizvraag

Zenuwstelsel
Zenuwstelsel (waarnemen) 
Organen die bij het zenuwstelsel horen zijn: 
Hersenen
- Ruggenmerg
- Zenuwen 

Het zenuwstelsel is de centrale regelkamer van het lichaam. 
De hersenen sturen via zenuwen
opdrachten naar verschillende lichaamsdelen. 

Zenuwen geven informatie aan de hersenen
over de omgeving.

Slide 18 - Tekstslide

Centrale zenuwstelsel
 hersenen
Ruggenmerg

Slide 19 - Sleepvraag

Spierstelsel
Spierstelsel (bewegen) 

Organen die bij het spierstelsel horen zijn: 
alle spieren in het lichaam

 Het spierstelsel zorgt ervoor dat ons lichaam kan bewegen. 
Doordat spieren werken kan het
lichaam en andere onderdelen van het lichaam van vorm en plaats veranderen.

Slide 20 - Tekstslide

Welke functie heeft het spierstelsel?
A
Ervoor zorgen dat je kunt bewegen
B
Het beschermen van kwetsbare organen
C
Stevigheid bieden

Slide 21 - Quizvraag

Voortplantingstelsel
Voortplantingsstelsel (voortplanten) 

Organen die bij het voortplantingsstelsel horen zijn: 
vrouw: eierstokken, eileiders, baarmoeder 
man: teelballen, bijballen, zaadleider

Het voortplantingsstelsel zorgt ervoor dat dieren, mensen en planten zich
kunnen voortplanten. Dat er nakomelingen ontstaan; zoals bijvoorbeeld man en vrouw kunnen samen een kind op de wereld zetten.

Slide 22 - Tekstslide

Voorplantingstelsel
Het voortplantingsstelsel zorgt ervoor dat dieren, mensen en planten zich kunnen voortplanten. 

Dat er nakomelingen ontstaan; zoals bijvoorbeeld man en vrouw kunnen samen een kind op de wereld zetten.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is de functie van voortplanten?
A
Overleven van het individu
B
Overleven van de soort

Slide 24 - Quizvraag

Organen
Orgaan -->  Een orgaan zijn verschillende weefsels die 
                         samenwerken aan een taak.

Een orgaan heeft een specifieke bouw en functie.

Slide 25 - Tekstslide

Organen van mensen
Een orgaan is een deel van een organisme dat een bepaalde taak uitvoert. 

De huid
bijvoorbeeld beschermt het lichaam, het hart pompt het bloed door de bloedvaten. 

In een torso (de romp en het hoofd van een lichaam) kun je verschillende organen zien liggen.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Organen van dieren
Een dier kan bij verschillende groepen horen. 

Er zijn ook zoogdieren en die groep dieren
hebben dezelfde organen als een mens.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Organen van planten
Organen van planten
Ook planten hebben organen. 

De organen van een plant zijn: wortels stengels en bladeren

Slide 30 - Tekstslide

Weefsels 
Doordat in een orgaan verschillende weefsels liggen die samenwerken kan een orgaan
functioneren. 

Ieder orgaan heeft verschillende weefsels. 
Je hart bijvoorbeeld bestaat onder
andere uit spierweefsel en zenuwweefsel. 

Slide 31 - Tekstslide

Weefsels

Er zijn verschillende soorten weefsels bijvoorbeeld botweefsel, spierweefsel, zenuwweefsel.

Slide 32 - Tekstslide

weefsel
weefsel
weefsel
weefsel
weefsel
orgaanstelsel

orgaanstelsel

cel
cel
cel
cel
cel
orgaan
orgaan
orgaan
orgaan
organisme
organisme

Slide 33 - Sleepvraag

Huiswerk
- Leer de begrippen biosfeer t/m weefsel. Zorg dat je niet alleen de begrippen kent, maar dat je ze ook kunt uitleggen aan de hand van voorbeelden!
- De volgende les krijg je theorie over de cel, organel en molecuul. Hierna kun je verder werken aan je poster.

Slide 34 - Tekstslide