Les 18
1 / 42
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Was würdest du machen?
A
zou
B
werd
C
zouden
D
werden
Slide 2 - Quizvraag
Gestern wurde er 15.
A
zou
B
werd
C
zouden
D
werden
Slide 3 - Quizvraag
Wir wurden sehr freundlich empfangen.
A
zou
B
werd
C
zouden
D
werden
Slide 4 - Quizvraag
De Duitse ü klinkt uitgesproken als
A
oe
B
uu
Slide 5 - Quizvraag
Gestern ist er 16 _______
A
geworden
B
werden
Slide 6 - Quizvraag
Wir würden gern helfen, aber wir haben keine Zeit.
A
zou
B
werd
C
zouden
D
werden
Slide 7 - Quizvraag
So etwas würde er nie tun!
A
zou
B
werd
C
zouden
D
werden
Slide 8 - Quizvraag
werden - ovt: worden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wurde
wurdest
wurde
wurden
wurdet
wurden
Slide 9 - Sleepvraag
So etwas [zou] er nie tun!
Slide 10 - Open vraag
Meine Schwester [werd] gestern 21.
Slide 11 - Open vraag
Wir [zouden] dir gerne helfen, aber wir haben keine Zeit.
Slide 12 - Open vraag
Was [zou] du machen?
Slide 13 - Open vraag
Leider [werd] dieser Laden gestern geschlossen.
Slide 14 - Open vraag
het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten
Slide 15 - Sleepvraag
het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren
Slide 16 - Sleepvraag
Slide 17 - Tekstslide
(Hebben)............... du gestern Zeit für mich?
Slide 18 - Open vraag
Ich weiß nicht, was ich in der Schule (hebben).............
Slide 19 - Open vraag
(Sein).................. du gestern müde?
Slide 20 - Open vraag
(Sein).............. Sie schon wieder krank?
Slide 21 - Open vraag
Wir (hebben)............... einen Hund. Er lebt nicht mehr.
Slide 22 - Open vraag
Ich (sein)........ vierzehn Jahre alt.
Slide 23 - Open vraag
Johann, (hebben)............... du kein Geld dabei?
Slide 24 - Open vraag
(Sein)................. Sie schon in Berlin?
Slide 25 - Open vraag
Es hat geregnet. Die Straße (sein) ........ nass.
Slide 26 - Open vraag
Der Kameramann (sein)...............ein netter Mann.
Slide 27 - Open vraag
Slide 28 - Tekstslide
welke 2 betekenissen heeft werden?
Slide 29 - Open vraag
het werkwoord 'werden = tegenwoordige tijd
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden
Slide 30 - Sleepvraag
het werkwoord 'werden = Imperfekt
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wurde
wurdest
wurde
wurden
wurdet
wurden
Slide 31 - Sleepvraag
het werkwoord 'werden = zou zouden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
würde
würdest
würde
würden
würdet
würden
Slide 32 - Sleepvraag
Slide 33 - Tekstslide
Ich ............ dir die Matheaufgabe erklären.
A
hatte
B
war
C
würde
Slide 34 - Quizvraag
Ariane ............... noch in der Schule.
A
war
B
wurde
C
hatte
Slide 35 - Quizvraag
Ich ........... eine Schwester. Sie lebt nicht mehr.
A
war
B
würde
C
wurde
D
hatte
Slide 36 - Quizvraag
Ich habe auf Anna gewartet. Sie .......... mein Biologiebuch.
A
hatte
B
war
C
wurde
Slide 37 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van
HABEN?
HABEN?
Slide 38 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van
SEIN?
SEIN?
Slide 39 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van
WERDEN?
WERDEN?
