20221205 Interpunctie/hoofdletters

Hoofdletters/leestekens
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdletters/leestekens

Slide 1 - Tekstslide

programma
- woordweb
- uitleg hoofdletters/leestekens
- quiz vragen
-opdracht leestekens (online)

Slide 2 - Tekstslide

lesdoel
Je kunt hoofdletters, punten, komma's, uitroeptekens en vraagtekens gebruiken in een zin. 

Slide 3 - Tekstslide

Waarom hoofdletters en leestekens?

Slide 4 - Open vraag

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 5 - Woordweb

HOOFDLETTERS

Slide 6 - Tekstslide

Zo gebruik je hoofdletters
- Aan het begin van een zin: Vandaag moeten jullie naar school.
- Bij namen: Sophia, Panta Rhei, mevrouw Bos etc.
- Feestdagen: Pasen, Halloween, Kerstmis, Nieuwsjaarsdag etc. Let op dat je bij samenstellingen (van feestdagen) geen hoofdletter gebruikt: kerstdag, halloweenversiering etc.
- Namen van mensen, topografische namen (landen, rivieren, straatnamen etc.) en merken.

Slide 7 - Tekstslide

GEEN HOOFDLETTERS
Let op: 

Namen van dagen van de week (vrijdag), maanden (november), seizoenen (herfst) en windstreken (westen) 
krijgen GEEN hoofdletter.

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
aan het begin van een zin
B
bij namen van rivieren
C
bij namen van seizoenen
D
bij woorden die van namen zijn afgeleid

Slide 9 - Quizvraag

dagen van de week
A
wel hoofdletter
B
geen hoofdletter

Slide 10 - Quizvraag

Wel of geen hoofdletter?
A
Leeuwarden
B
leeuwarden

Slide 11 - Quizvraag

beste mevrouw vergeer
In de bovenstaande zin moet...
A
1 hoofdletter
B
2 hoofdletters
C
3 hoofdletters
D
geen hoofdletters

Slide 12 - Quizvraag

Goed of fout?
Meneer hazelaar
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Goed of fout?
Noord-Holland
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

Goed of fout?
ik ga op vakantie naar Australië.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Goed of fout?
Jan Van der Veen
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

Goed of fout?
In Januari is het winter.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag

LEESTEKENS 

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

Slide 18 - Tekstslide

Waarom gebruik je leestekens?

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

PUNTEN 

- Aan het einde van een zin


Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.

Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 24 - Tekstslide

VRAAGTEKENS

- Na een vraag


Hoe lang duurt deze les nog?

'Neem jij koekjes mee voor bij de thee?' vroeg Meike.

Slide 25 - Tekstslide

UITROEPTEKENS 

- Om een bevel of waarschuwing aan te geven


Halt, of ik schiet!

Stop!

Kom hier!



Slide 26 - Tekstslide

KOMMA'S

- Als pauzeteken in een zin


Onze hond eet erg veel, toch is hij niet dik.



Slide 27 - Tekstslide

KOMMA'S (2)

- Tussen de delen van een opsomming


Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille, bosvruchten en cookie&caramel.



Slide 28 - Tekstslide

KOMMA'S (3)

- Tussen twee persoonsvormen


Als ik naar huis fiets, heb ik tegenwind.



Slide 29 - Tekstslide

Welk leesteken hoort er achter de zin?

Vind jij leestekens moeilijk

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 30 - Quizvraag

Welk leesteken hoort er achter de zin?

Ik ben blij dat het bijna vakantie is

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 31 - Quizvraag

Welk leesteken hoort er achter de zin?

Schiet toch eens op
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 32 - Quizvraag

kom gauw jeroen zit in de kantine
5. Sleep de leestekens naar juiste plaats
HOOFD-
LETTER
HOOFD-
LETTER
.
.
?
?
!
!
,
,

Slide 33 - Sleepvraag

wat doe jij hier in spanje
Sleep de leestekens naar juiste plaats
HOOFD-
LETTER
.
?
!
,
HOOFD-
LETTER

Slide 34 - Sleepvraag

Schrijf de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters en leestekens.
ik ga deze zomer drie grote steden bezoeken barcelona madrid en sevilla

Slide 35 - Open vraag

Niet waar
Waar
Een zin eindigt altijd met een punt.
Tussen twee persoonsvormen zet je een komma.. 
Als je iemand aanspreekt, zet je een uitroepteken achter zijn of haar naam.
Een uitroepteken gebruik je bij een vraag.
Aanhalingstekens gebruik je als je een stukje tekst letterlijk overneemt.
Voor woorden zoals want, maar of omdat zet je een komma.
Leestekens maken het lezen makkelijker.

Slide 36 - Sleepvraag

programma
- woordweb
- uitleg hoofdletters/leestekens
- quiz vragen
-opdracht leestekens 
Maken: Hoofdstuk 2
Hoofdletters en leestekens
Taalverzorging

Slide 37 - Tekstslide