3BB2 - Unit 3.3 & 3.4

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning:

  • Grammar: used to 
  • Grammar: some/any
  • Do: exercises together
  • Vocab

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les weet je hoe je de grammatica: used to & some/any gebruikt.
  • Aan het einde van de les heb je geoefend met de woordenschat van Unit 3.4

Slide 3 - Tekstslide

USED TO
Je gebruikt USED TO bij:
Iets wat vroeger een gewoonte was/iets wat je langere periode deed.

Voorbeeldzinnen, bevestigend (+), ontkennend (-) en vragend (?)
+    I used to work at a supermarket.
-     I didn't use to work at a supermarket.
?    Did I use to work at a supermarket?




Slide 4 - Tekstslide

Bevestigende zinnen:
Je maakt de bevestigende zin door used to + werkwoord erachter te zetten.
Voorbeelden:
I used to work at a supermarket.
 He used to play football.
We used to eat pizza.

Slide 5 - Tekstslide

Ontkennende zinnen:
Je maakt de ontkennende zinnen door didn't use to + werkwoord te gebruiken.  LET OP! GEEN "d" zettten achter use.
Voorbeelden:
I didn't use to work at the supermarket.
He didn't use to play football.
We didn't use to eat pizza.

Slide 6 - Tekstslide

Vragende zinnen
Je maakt de vraagzinnen door did  vooraan in de zin te zetten, daarna het onderwerp (I, you, een naam van een persoon, etc.)
en daarna use to + werkwoord.
Did I use to play football?
Did he use to play football?
Did we use to eat pizza?

Slide 7 - Tekstslide

'Used to' wordt gebruikt bij gebeurtenissen in de ...
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd
C
toekomstige tijd

Slide 8 - Quizvraag

Hoe gebruik je used to?
A
Used to + hele werkwoord.
B
Het hele werkwoord
C
used to + niks

Slide 9 - Quizvraag

Maak een bevestigende (+) zin met used to.

Slide 10 - Open vraag

Maak een negatieve (-) zin met used to.

Slide 11 - Open vraag

Maak een positieve (+) zin met used to.

Slide 12 - Open vraag

Some & Any

Slide 13 - Tekstslide

Some or any
Some

Positieve zinnen
I have got some bananas.

Vragen bij het aanbieden of aanvragen van iets (Ja)
Would you like some bananas?
Any

Negatieve zinnen
I don't have any bananas.

Andere vragen (Je weet het niet)
Have you got any bananas?

Slide 14 - Tekstslide


I don't need some/any apples.
A
Some
B
Any

Slide 15 - Quizvraag


I don't need some/any apples.
A
Some
B
Any

Slide 16 - Quizvraag


Would you like some/any lemonade?
A
Some
B
Any

Slide 17 - Quizvraag


He has bought some/any flowers.
A
Some
B
Any

Slide 18 - Quizvraag

Some/any
I would love to see some/any wolves!
A
Some
B
Any

Slide 19 - Quizvraag

Gimkit

Slide 20 - Tekstslide