Present perfect & present simple

Present Perfect vs. Present Simple
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Present Perfect vs. Present Simple

Slide 1 - Tekstslide

What's the difference?
I live in London.


I have lived in London for a year.

Slide 2 - Tekstslide

What's the difference?
He works in Mumbai.

He has worked in Mumbai since 2015.

Slide 3 - Tekstslide

What's the difference?
She never finishes her homework.


She hasn't finished her homework yet.

Slide 4 - Tekstslide

Present Simple
gebruik je bij dingen die altijd, nooit en regelmatig voorkomen. En voor feiten.

he/she/it ww+s

signaalwoorden: always, never, sometimes, usually 
Present Perfect
gebruik je wanneer iets in het verleden is gebeurd en het onbelangrijk is wanneer of het is nog steeds bezig.

have/has + volt. dw

signaalwoorden: FYNE JAS

Slide 5 - Tekstslide

Hello Beth! I _____ (not see) you for a long time!

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

My father _____ (work) in Germany for two years now.

Slide 8 - Open vraag

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
has / have + 3e rijtje van de irregular verbs

Slide 9 - Quizvraag

Welke woorden zijn signaalwoorden voor de Present Perfect?
A
never / ever / for / since
B
was / were / been
C
however / although / always
D
when / how / always

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
My cat finally caught the mouse.
B
His cat hasn't caught a mouse since last year.
C
My dog never catches anything.
D
Did you get caught?

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has eaten 3 sandwiches so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I love to cycle to school.
B
We often go to church.
C
They haven't seen him yet.
D
I didn't hear him come in.

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

My boyfriend ___ ___ (buy) me some
wonderful roses.
A
have bought
B
has bought
C
have buyed
D
has buyed

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

The dogs ___ ___ (not - eat) anything for three days.
A
haven't ate
B
hasn't ate
C
haven't eaten
D
hasn't eaten

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

I ___ ___ (be) home since 3 o'clock.
A
have be
B
has be
C
have been
D
has been

Slide 16 - Quizvraag


Zet deze zin in de present perfect:
I .... ( to know) him all my life.
A
have known
B
am knowing
C
knew
D
know

Slide 17 - Quizvraag

Zet deze zin in de present perfect:
Rebecca .... (to go) bed
A
Rebecca goes to bed
B
Rebecca is going to bed
C
Rebecca went to bed
D
Rebecca has gone to bed

Slide 18 - Quizvraag

Maak de present perfect: How many books ........(she/write) so far??

Slide 19 - Open vraag

Maak de present perfect:
John (see)

Slide 20 - Open vraag

Present Perfect (verleden tijd)
  1. Het is in het verleden begonnen en het duurt nog steeds voort.
  2. Iets is in het verleden gebeurd, maar het exacte moment is niet bekend of niet belangrijk.
  3. Iets is net gebeurd.

Hoe? ->  Have/Has + volt.deelwoord (-ed / 3e rijtje)

Slide 21 - Tekstslide

Practice some more
finish exercises 38 and 39 p. 166

Slide 22 - Tekstslide