Koppelteken trema

TREMA
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

TREMA

Slide 1 - Tekstslide

Trema

Slide 2 - Tekstslide

koppelteken

Slide 3 - Tekstslide

koppelteken
Samenstellingen schrijf je in principe aan elkaar.
bijvoorbeeld:
voetbal + competitie = voetbalcompetitie
tentamen + stress =  tentamenstress

Slide 4 - Tekstslide

koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken als er klinkers botsen, die ook samen een klank kunnen vormen.
bijvoorbeeld:
auto + ongeluk = auto-ongeluk 

Slide 5 - Tekstslide

koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken als er 3 dezelfde medeklinkers naast elkaar staan.
bijvoorbeeld:
business + strategie = business-strategie

Slide 6 - Tekstslide

koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken bij bijzondere woordcombinaties
bijvoorbeeld:
doe het zelf + zaak = 
doe-het-zelfzaak

Slide 7 - Tekstslide

koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken bij letters, cijfers, symbolen en afkortingen
voorbeelden
A4-tje, 100-jarige, e-mail, EU-top, €-teken

Slide 8 - Tekstslide

koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken bij aardrijkskundige namen
bijvoorbeeld:
Zuid + Holland = Zuid-Holland

Slide 9 - Tekstslide

koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken bij de voorvoegsels:
anti-, oer-, on- en pro- alleen als er een hoofdletter na komt.

bijvoorbeeld: oer-Hollands 

Slide 10 - Tekstslide

Het trema
  • Je gebruikt een trema (2 puntjes) als je het woord verkeerd kan lezen. 


Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden trema:
  • Azië
  • patiënt
  • geëerd
  • knieën
  • zeeën

Slide 12 - Tekstslide

Welke schrijfwijze is correct?
A
autoonderdelen
B
auto-onderdelen
C
autonderdelen
D
autoönderdelen

Slide 13 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is correct?
A
be-invloeden
B
beïnvloedden
C
beïnvloeden
D
beinvloeden

Slide 14 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is correct?
A
astmaanval
B
astmaáanval
C
astma-aanval
D
astamaanval

Slide 15 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is correct?
A
onderzeeeer
B
onderzeeër
C
onder-zeeër
D
onder-zee-er

Slide 16 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is correct?
A
drie-en-twintig
B
drieëntwintig
C
drietwintig
D
drieeentwintig

Slide 17 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is correct?
A
ge-upload
B
geupload
C
geüpload
D
geüploat

Slide 18 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is correct?
A
geinteresseerd
B
geïntereseerd
C
ge-interesseerd
D
geïnteresseerd

Slide 19 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is correct?
A
stereo-installatie
B
stereoinstalatie
C
stereoïnstallatie
D
stereo-instalatie

Slide 20 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is correct?
A
West Fries
B
West-Fries

Slide 21 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is correct?t
A
politie agent
B
politieagent

Slide 22 - Quizvraag