Marktonderzoek lesweek 9 les 2

Marktonderzoek
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
MarketingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Marktonderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je legt uit wanneer er sprake is van een representatieve en valide onderzoek. 
  • Je beschrijft de begrippen steekproef en populatie. 
  • Je benoemt de eisen waaraan een steekproefonderzoek dient te voldoen.  

Slide 2 - Tekstslide

Steekproef

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Steekproef
Onderzoeksdoelgroep (onderzoekspopulatie) =
Groep mensen of bedrijven waarover je in een marktonderzoek iets te weten wilt komen

Steekproef =
 selectie van mensen of bedrijven uit de onderzoeksdoelgroep/onderzoekspopulatie

Slide 5 - Tekstslide

Waarom gebruik je een steekproef bij een marktonderzoek?

Slide 6 - Open vraag

Waarom?
Je gebruikt een steekpoef omdat dit tijd en geld scheelt


Slide 7 - Tekstslide

Bij wat voor soort onderzoek zou je een steekproef gebruiken?
A
Kwantitatief onderzoek
B
Kwalitatief onderzoek

Slide 8 - Quizvraag

Eisen Steekproef --> representatief
  • Voldoende groot zijn
  • Willekeurig (A-select) getrokken
  • Goede afspiegeling vormen van onderzoekspopulatie (= Homogeen)

De grootte van de steekproef --> steekproefomvang


Homogene populatie --> vertoont min of meer hetzelfde gedrag m.b.t. het onderwerp waarnaar onderzoek wordt gedaan



Slide 9 - Tekstslide

Representativiteit
In hoeverre lijkt de steekproef op de groep die je onderzoekt. 

Is de steekproef een afspiegeling van de populatie?

Slide 10 - Tekstslide

Fouten in onderzoek
  • Toevalsfouten: een kleine steekproef leidt tot een onjuiste afspiegeling van van de populatie. Hierdoor ontstaan toevalsfouten. 
  • Systematische fouten: deze fouten ontstaan als de steekproef op een verkeerde manier wordt getrokken.  
  • Non-respons: weinig of geen antwoord.

Slide 11 - Tekstslide

Fouten voorkomen of herstellen
  • Zorgen voor een goede afspiegeling van de steekproef. Als de populatie 50 % man is en 50 % vrouw, dan moet dit ook in de steekproef zo zijn.
  • Zorg voor duidelijke vragen en korte vragen. 
  • Eventueel kleine beloningen.  

Slide 12 - Tekstslide

Steekproef trekken
  • Aselecte steekproef: iedereen uit de populatie heeft evenveel kans om in de steekproef te komen. 
  • Volledig aselecte steekproef: elk element uit de populatie heeft precies dezelfde kans om in de steekproef te vallen. 

Slide 13 - Tekstslide

Steekproef trekken
  • Systematische steekproef: iedere zoveelste persoon of bedrijf op een lijst wordt gekozen. Stel je hebt een lijst van 1000 personen en je wilt 200 personen ondervragen. Dan kies je iedere 5e persoon.
  • Geclusturde steekproef: deze steekproef wordt vaak bij huis-aan-huis enquêtes toegepast. Er worden persoonlijk mensen ondervraagd die over een groot gebied verspreid wonen. Er wordt op basis van instructies en maatregelen een voorselectie toegepast.

Slide 14 - Tekstslide

Steekproef trekken
  • Quotasteekproef: is een steekproef waarbij de enquêteur op basis van bepaalde instructies zelf respondenten selecteert. 

Slide 15 - Tekstslide