§2.2 Het platteland in 2050 deel 1

Hoofdstuk 2: 
Nederland in 2050
§2.3 Het platteland in 2050 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2: 
Nederland in 2050
§2.3 Het platteland in 2050 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen van deze les
De Nederlandse landbouw neemt nu veel ruimte in en de intensieve voedselproductie gaat ten koste van de natuur, het milieu en de leefbaarheid. Hoe moet het platteland er in 2050 dan wél uitzien?
Leerdoelen:
  • hoe het huidige ruimtegebruik in Nederland en op het platteland eruitziet en wat daar de gevolgen van zijn
  • welke keuzes en maatregelen nodig zijn om de inrichting van het platteland toekomstbestendig te maken

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Waar zou jij graag willen wonen, stad of platteland ?
En waarom?

Slide 4 - Open vraag

Nederland, landbouwland
Nederland, landbouwland

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Landbouw van nu
  • Sterk gemechaniseerd
  • Kennis en kapitaal intensief





Maar is dit wenselijk?
Intensieve akkerbouw
Bijvoorbeeld: glastuinbouw

Intensieve veeteelt
Bijvoorbeeld: bio-industrie

Slide 7 - Tekstslide

De grootste landgebruiker
Veel uitstoot
Nadelen intensieve landbouw

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Nadelen intensieve landbouw
Hoge productie is alleen mogelijk door gebruik (kunst)mest en bestrijdingsmiddelen.           schadelijk voor natuur en milieu.

Meer nadelen:
  • Meer machines, minder arbeiders  
  • Hoge kosten en laag inkomen dus afname boerenbedrijven

  
Gevolgen
Gevolgen:  
  • Bevolkingskrimp op het platteland
  • Afname leefbaarheid door verdwijnen van voorzieningen

Slide 10 - Tekstslide

Doordat er steeds minder mensen op het platteland wonen (bevolkingskrimp) , verdwijnen winkels, scholen en sportclubs. Daardoor neemt de leefbaarheid op het platteland af.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Draagvlak en drempelwaarde
Draagvlak = aantal mogelijke klanten binnen de reikwijdte.
Drempelwaarde = minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft. 
Door bevolkingskrimp verdwijnen voorzieningen met een lage drempelwaarde van het platteland. 



Lage drempelwaarde
  • bakker
  • buurtsuper
  • basisschool

Hoge drempelwaarde
  • museum
  • ziekenhuis
  • concertzaal

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Opdrachten maken
  • Lees de theorie van paragraaf 2.3
  • Maak alle opdrachten

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
De Nederlandse landbouw neemt nu veel ruimte in en de intensieve voedselproductie gaat ten koste van de natuur, het milieu en de leefbaarheid. Hoe moet het platteland er in 2050 dan wél uitzien?
Leerdoelen:
- hoe het huidige ruimtegebruik in Nederland en op het platteland eruitziet en wat daar de gevolgen van zijn
- welke keuzes en maatregelen nodig zijn om de inrichting van het platteland toekomstbestendig te maken

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Waarom werken er tegenwoordig minder mensen op een boerderij?

Slide 18 - Open vraag

Platteland in 2050
  • Digitaal bereikbaar
  • Robotisering
  • Hightech: precisie landbouw 
  • Multifunctionele boerderijen
  • Goedkopere vestigingslocatie voor bedrijven 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Optie 1: spreidingsbeleid 
  • minder bewoners, voorzieningen en boeren bedrijven op het platteland



  • meer lege ruimte om bijv. woningtekort op te lossen 

spreidingsbeleid: beleid om woningen, voorzieningen en werkplekken meer gelijkmatig te verdelen over NL

Slide 21 - Tekstslide

Optie 2: toekomstbestendige landbouw 
  • minder intensieve landbouw
  • meer natuur, milieu en diervriendelijk produceren
  • opwekken van duurzame energie 

Slide 22 - Tekstslide

Optie 3: landbouw verplaatsen 
Grondgebonden landbouw:
concentreren in de meest geschikte gebieden

Niet-grondgebonden landbouw:
Naar bedrijventerreinen bij steden: vertical farming 

Slide 23 - Tekstslide

  • Veenweidegebieden: open en waterrijk, met weidegronden voor (melk)veehouderij
  • Zeekleigebieden: vlak en open, met voornamelijk akkerbouw
  • Riviergebieden: open met uiterwaarden en binnendijkse gebieden, met (melk)veehouderij en fruitteelt
  • Zandgebieden grondgebonden: gevarieerd en kleinschalig, met grondgebonden veehouderij
  • Zandgebieden intensief: gevarieerd en kleinschalig, met intensieve veehouderij en teelten

Slide 24 - Tekstslide

Werkzaamheden
  • Lees de theorie van paragraaf 2.3
  • Maak alle opdrachten van de paragraaf
  • Klaar? Kijk de opdrachten na  

Slide 25 - Tekstslide