1. Korte vragen aan het einde van een zin.
2. Of de hoofdzin bevestigend of ontkennend is.
3. Met een hulpwerkwoord (to be) + (not) persoon
(+ to have, to do - havo vraag) + (not) persoon
4. Dan gebruik je een vorm van 'to do' (havo antwoord).
5. De tag wordt ontkennend.
6. Een persoonlijk voornaamwoord (I, you, he, she, it, we, you, they)