Betekenis van delen

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Betekenis van delen

Opgaande delingen

15 - 5 - 5 - 5 = 0 

28 - 7 - 7 - 7 - 7 = 0 

40 - 10 - 10 - 10 - 10 = 0 

15 : 5 = 3

28 : 7 = 3

40 : 10 = 4

Welke oefeningen zijn hetzelfde?

12 - 3 - 3 - 3 - 3 = 0

16 - 2 - 2 - 2 - 2 - 2 - 2 - 2 - 2 = 0

20 - 5 - 5 - 5 - 5 = 0

8 - 4 - 4 = 0

12 : 3 = 4

16 : 2 = 8

20 : 5 = 4

8 : 4 = 2

NIET- opgaande delingen

10 - 3 - 3 - 3 = 1 

12 - 5 - 5 = 2

7 - 2 - 2 - 2 = 1 

10 : 3 = 3 R 1

12 : 5 = 2 R 2

7 : 2 = 3 R 1

Welke oefeningen horen bij elkaar ?

9 - 4 - 4 = 1

16 - 5 - 5 - 5 = 1

14 - 4 - 4 - 4 = 2

8 - 3 - 3 = 2

9 : 4 = 2 R 1

16 : 5 = 3 R 1

14 : 4 = 3 R 2

8 : 3 = 2 R 2

LET OP! Dit is een voorbeeld.

Welke deeloefening zie je? 

20 : 4

Ik zie 5 tafels met 4 poten. 

5 tafels X 4 poten 

5 X 4 

Welke deeloefening hoort bij dit plaatje?

1. Hoeveel heb je EERST?

2. Hoeveel zit er in 1 groep?

1. 12 : 3
2. 4 : 3
3. 14 : 2
4. 10 : 4

Welke deeloefening hoort bij dit
plaatje?

1. Hoeveel heb je EERST?

2. Hoeveel zit er in 1 groep?

1. 9 : 6
2. 15 : 5
3. 9 : 3
4. 3 : 3

Welke deeloefening hoort bij dit
plaatje?

1. Hoeveel heb je EERST?

2. Hoeveel zit er in 1 groep?

1. 15 : 3
2. 5 : 15
3. 6 : 2
4. 15 : 5

Welke deeloefening hoort bij dit
plaatje?

1. Hoeveel heb je EERST?

2. Hoeveel zit er in 1 groep?

1. 2 : 5
2. 10 : 5
3. 10 : 2
4. 2 : 10

Welke deeloefening hoort bij dit
plaatje?

1. Hoeveel heb je EERST?

2. Hoeveel zit er in 1 groep?

1. 40 : 10
2. 50 : 10
3. 50 : 5
4. 10 : 40

Welke deeloefening zie je?

1. 10 : 4
2. 40 : 10
3. 50 : 2
4. 10 : 10

Je bent klaar met deze les!