22. Thema 3, week 2, LES 7 LIJDEND VOORWERP

De persoonsvorm is altijd een werkwoord
A
Waar
B
Niet waar
1 / 27
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De persoonsvorm is altijd een werkwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 1 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Ik loop naar de stad
A
Ik
B
loop
C
naar
D
de stad

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Groep 8 heeft de eindtoets gemaakt.
A
Groep 8
B
heeft
C
de eindtoets
D
gemaakt

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Groep 7 leert het onderwerp vinden.
A
Groep 7
B
leert
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van de zin?

De appels liggen in de fruitmand naast de bananen.
A
De bananen
B
de appels en de bananen
C
in de fruitmand naast de bananen
D
de appels

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het gezegde in de volgende zin:
Ik ben naar school gelopen.
A
Ik
B
ben gelopen
C
naar school

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het gezegde in deze zin:
Groep 8 heeft de eindtoets gemaakt.
A
Groep 8
B
heeft gemaakt
C
de eindtoets

Slide 7 - Quizvraag

lesdoel
Ik kan het lijdend voorwerp in een zin herkennen en benoemen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

STAP 1
ZOEK EERST DE PERSOONSVORM
De kat gaat een muis vangen

Maak een vraag van de zin.
Gaat de kat een muis vangen?
Het eerste woord is de persoonsvorm.

Slide 10 - Tekstslide

STAP 2
ZOEK HET ONDERWERP
De kat gaat een muis vangen

Het onderwerp vind je door wie of wat + persoonsvorm te vragen: Wie gaat een muis vangen?
de kat
De kat is het onderwerp

Slide 11 - Tekstslide

STAP 3
ZOEK HET GEZEGDE
De kat gaat een muis vangen

Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden uit de zin.

gaat vangen is het gezegde

Slide 12 - Tekstslide

STAP 4
ZOEK HET LIJDEND VOORWERP
De kat gaat een muis vangen

Het lijdend voorwerp vind je met de vraag
wie of wat + gezegde + onderwerp
Wat gaat de kat vangen
een muis is het lijdend voorwerp

Slide 13 - Tekstslide

stappenplan lijdend voorwerp
1. zoek de persoonsvorm
2. zoek het onderwerp
3. zoek het gezegde
4. zoek het lijdend voorwerp. Wie of wat + gezegde + onderwerp
5. schrijf het lijdend voorwerp op

Slide 14 - Tekstslide

Omar gaat een film kijken.
1. Wat is de  persoonsvorm:  gaat
2. Wat is het onderwerp:  Omar
3. Wat is het gezegde: gaat kijken
4. zoek het lijdend voorwerp.
Wie of wat + gezegde + onderwerp  Wat gaat Omar kijken?
5. schrijf het lijdend voorwerp op .........................

Slide 15 - Tekstslide

Dirk maakt een sneeuwpop.
1. Wat is de  persoonsvorm: 
2. Wat is het onderwerp: 
3. Wat is het gezegde:
4. zoek het lijdend voorwerp.
Wie of wat + gezegde + onderwerp  ..........................?
5. schrijf het lijdend voorwerp op .........................

Slide 16 - Tekstslide

Gisteren heeft Lisa taart gegeten.
1. Wat is de  persoonsvorm:  .........
2. Wat is het onderwerp: ......... 
3. Wat is het gezegde:  .................
4. Wat is het lijdend voorwerp.


Slide 17 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp (LV)


De man geeft de jongen een hand.
A
de man
B
geeft
C
de jongen
D
een hand

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het LV (lijdend voorwerp)
De politie gaf de fietser een bekeuring.
A
gaf
B
De politie
C
de fietser
D
een bekeuring

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Groep 8 heeft de eindtoets gemaakt.
A
Groep 8
B
heeft
C
de eindtoets
D
gemaakt

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het LV (lijdend voorwerp)?
Ik heb gisteren een lekker pizza gebakken.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het LV (lijdend voorwerp)?
Op de markt heb ik een vette haring gekocht.

Slide 22 - Open vraag

Wat is het LV (lijdend voorwerp)?
Maartje heeft bij de Primark een jas gekocht.

Slide 23 - Open vraag

Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend
voorwerp
Die aardige jongen
heeft
een bos bloemen
gegeven.

Slide 24 - Sleepvraag

Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend
voorwerp
De scheidsrechter
heeft
een rode kaart
gegeven.

Slide 25 - Sleepvraag

Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend
voorwerp
De meester
heeft
ons
een lekkere taart
gegeven.

Slide 26 - Sleepvraag

taal
Thema 3, week 2 les 7

OPGAVE 2
OPGAVE 3
10 X PLUSSEN

Slide 27 - Tekstslide