MA 4.4 Hoe kijk je naar anderen?

4.4 Hoe kijk jij naar anderen?
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.4 Hoe kijk jij naar anderen?

Slide 1 - Tekstslide

Stereotypen en vooroordelen

Soms stoppen we iedereen (zonder dat je het doorhebt!) die bij een groep hoort in een ‘hokje’ (een stereotypering). Als dit voor één iemand geldt heet dat een vooroordeel. Bijvoorbeeld:
– Iedereen die in Nederland woont gebruikt wiet: stereotype.
– Pieter is dik en zal dus wel lui zijn: vooroordeel.
Stereotype: Een overdreven beeld van een groep mensen.
Vooroordeel: Een oordeel over iemand of iets zonder dat je de feiten of de persoon kent.


Slide 2 - Tekstslide

Ongelijke behandeling

Stereotypen en vooroordelen kunnen ervoor zorgen dat je iemand anders behandelt. Dit noemen we discriminatie.

 
Discriminatie: Onterecht verschil maken in de behandeling van mensen.

Slide 3 - Tekstslide

Basisafspraken
Een aantal basisafspraken over samenleven in Nederland:
- Discriminatie is volgens de wet verboden.
- Er is sprake van vrijheid van meningsuiting.
- Vrouwen en mannen zijn volgens de wet gelijk.
De overheid heeft een belangrijke taak om discriminatie tegen te gaan!

Slide 4 - Tekstslide

Kijkopdracht
In de volgende slide ga je een filmpje kijken.

 Leg de situatie in dit videofragment uit. Gebruik in je uitleg de begrippen discriminatie en vooroordeel.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Leg de situatie in het filmpje uit. Gebruik in je antwoord de begrippen discriminatie en vooroordeel.

Slide 7 - Open vraag

Op het vwo zitten alleen maar nerds
A
Feit
B
Vooroordeel
C
Stereotype

Slide 8 - Quizvraag

Nederlanders zijn gierig
A
feit
B
vooroordeel
C
stereotype

Slide 9 - Quizvraag

Alle Surinamers komen altijd te laat.
Dit is...
A
Discriminatie
B
Stereotype
C
Feit

Slide 10 - Quizvraag

"Mohammed heeft Marokkaanse ouders, dus zal hij wel Moslim zijn."
A
vooroordeel
B
stereotype

Slide 11 - Quizvraag

Zijn de uitspraken een vooroordeel of stereotype?
1. “Jongeren zonder bijbaantje zullen wel lui en verwend zijn.”
2. “Benny zal wel arm zijn, want zijn ouders hebben geen auto.”
A
1 is een vooroordeel, 2 is een stereotype.
B
1 en 2 zijn vooroordelen.
C
1 is een stereotype, 2 is een vooroordeel.
D
1 en 2 zijn stereotypen.

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak 4.4 in je boek.

Slide 13 - Tekstslide