Naar het Oosten - Blees

Vandaag: Naar het oosten (blz. 17)
Aan doodgaan dachten we niet, de verhalenbundel waarmee Gerda Blees debuteert, omvat tien verhalen die allemaal te maken hebben met de dood – en de manier waarop wij mensen hiermee omgaan. In het dagelijks leven denken we maar weinig aan de dood en als we het al doen is het op sterk geromantiseerde wijze. En dat terwijl de dood, zoals we in deze bundel zien, op ieder moment kan toeslaan. De schrijfstijl is bijna poëtisch en de personages zijn levensecht. Een verzameling mooi geschreven verhalen die je meer dan eens een naar gevoel in je buik zullen bezorgen.

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag: Naar het oosten (blz. 17)
Aan doodgaan dachten we niet, de verhalenbundel waarmee Gerda Blees debuteert, omvat tien verhalen die allemaal te maken hebben met de dood – en de manier waarop wij mensen hiermee omgaan. In het dagelijks leven denken we maar weinig aan de dood en als we het al doen is het op sterk geromantiseerde wijze. En dat terwijl de dood, zoals we in deze bundel zien, op ieder moment kan toeslaan. De schrijfstijl is bijna poëtisch en de personages zijn levensecht. Een verzameling mooi geschreven verhalen die je meer dan eens een naar gevoel in je buik zullen bezorgen.

Slide 1 - Tekstslide

‘Naar het oosten’ beschrijft de roadtrip van Maarten, Martijn en Anne. Op de derde dag zegt Maarten: “Als je me niet nu die appel geeft dan sterf ik. En dat meen ik.” 

Dit zorgt voor een bijzondere spanning in de auto, die sowieso al behoorlijk is opgelopen sinds het onderwerp liefde ter sprake is gekomen. Vreemd en luguber, maar mooi geschreven.

Slide 2 - Tekstslide

Lezen: Naar het oosten (blz. 17-19)
Vragen die je kunt stellen aan jezelf tijdens het lezen. 
Noteer ze! (= opdracht 1)
  • Waarom?
  • Hoe?
  • Wie?
  • Wat?
  • Waar?
  • Wanneer?
  • Hoezo? Hoe dan? 

Slide 3 - Tekstslide

1) Welke vragen kwamen er tijdens het lezen bij je op? (blz. 12)
timer
2:00

Slide 4 - Tekstslide

Welke vragen kwamen er tijdens het lezen bij je op?

Slide 5 - Woordweb

Maak de vragen 2 t/m 10 op blz. 19
timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

2) Op wat voor manier begint dit verhaal?
A
ab ovo
B
in medias res
C
post rem

Slide 7 - Quizvraag

3) Ik geloofde Maarten ...
A
... meteen vanaf regel 1
B
... pas na de laatste regel van het verhaal
C
... ergens midden in het verhaal
D
... nog steeds niet.

Slide 8 - Quizvraag

4a) ''Ik zal altijd dezelfde blijven, hoe oud jullie ook worden. Ooit zullen jullie dat begrijpen.'

Nadat je het hele verhaal gelezen hebt, blijkt deze opmerking van Maarten behoorlijk onheilspellend. Kunnen we dit een toekomstverwijzing noemen?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Let op!
  • Dit is geen toekomstverwijzing.
  • Dat een personage het over de toekomst heeft, maakt het nog geen toekomstverwijzing. 
  • Zie ook de volgende vraag ...

Slide 10 - Tekstslide

4b) Noteer de toekomstverwijzing die je hebt gevonden.

(Eerste twee woorden ... laatste twee woorden. incl. regelnummers)

Slide 11 - Open vraag

De toekomstverwijzing staat in regel 61.
  • 'En later zal Anne terugdenken aan dit moment[.]' (r. 61)

Slide 12 - Tekstslide

5) Ruimte
Leg uit waarom ruimte in dit verhaal niet alleen sfeerbepalend is, maar cruciaal voor de opbouw van het verhaal. Met andere woorden: waar bevinden de personages zich en hoe houdt dat verband met de gebeurtenissen in het verhaal? 

  • Ze bevinden zich in een auto op de autoweg naar het Oosten en “inmiddels zijn ze ver genoeg om te ontdekken dat er delen van de wereld zijn waar nog zoiets als zondagsrust bestaat en waar je dus beter niet op zaterdagavond door je voedselvoorraad heen kunt zijn” (r. 15-17). 

  • Door die situering – een plaats waar de winkels dicht zijn op zondag – is het dus zo dat ze alleen nog maar een appel te eten hebben en niet zomaar meer voedsel kunnen kopen. Ook tankstations zijn niet rijk bezaaid.
    (‘‘Anders gaan we straks even de snelweg op, dan kopen we wat bij een benzinepomp’, r. 96).  

Slide 13 - Tekstslide

6a) Personages
  • Kennen elkaar van een huisfeest (r. 22)
Maarten
  • Niet heel direct (zegt alleen zonder een appel te sterven, maar legt niet uit waarom)
  • Bijzondere humor (r. 20-24: filosoferen over de namen) 
  • Ondernemend (r.5)

Martijn
  • Stille jongen (zegt niet veel, reageert ook niet echt op de liefdesverklaring van Maarten)
  • Vindt veel prima (r.9)

Anne
  • Denkt veel na, filosofisch (r. 27-29)
  • Loopt co-schappen (r. 9-10)
  • Zegt ook niet veel, niet heel assertief (r. 13-14: rijbewijs thuisgelaten bij een roadtrip)

Slide 14 - Tekstslide

De perfecte driehoek
  • Maarten houdt van Martijn (r. 48).
  • Martijn is verliefd op Anne (r. 71-72).
  • Anne houdt van Maarten (r. 106) 

Slide 15 - Tekstslide

7) Het perspectief in dit verhaal ...
A
ligt constant bij Anne.
B
ligt constant bij Martijn.
C
ligt constant bij Maarten.
D
wisselt.

Slide 16 - Quizvraag

7) Ik leer dit personage het slechtst kennen.
A
Martijn
B
Anne
C
Maarten

Slide 17 - Quizvraag

Ik leer dit personage het best kennen.
A
Martijn
B
Anne
C
Maarten

Slide 18 - Quizvraag

Vertelde tijd
- de tijd waarbinnen de gebeurtenissen plaatsvinden.

  • Zie regel 1: 'Op de derde dag'

Slide 19 - Tekstslide

Tijdverdichting = tijdversnelling
- een langere periode wordt snel verteld. 
Vb: een periode van tien jaar bespreken in een halve pagina

  • Dat is in dit verhaal wel/niet aan de orde?
  • Niet aan de orde

Slide 20 - Tekstslide

Tijdvertraging
- gebeurtenissen die zich snel voltrekken, uitgebreid, uitgerekt, langzaam en precies beschrijven.

  • In dit verhaal wel/niet aan de orde?
  • Wel aan de orde 


  • Meer dan twee pagina's over het wel/niet geven van een appel.

Slide 21 - Tekstslide

Tijdsprong
'Ineens' een seizoen voorbij.
'Ineens' tig jaar ouder.
'Ineens' moeder met kinderen.

  • Dat is in dit verhaal wel/niet aan de orde?
  • Niet aan de orde

Slide 22 - Tekstslide

Wie is er schuldig aan de dood van Maarten?
A
Maarten
B
Niemand
C
Anne
D
Martijn

Slide 23 - Quizvraag

10) Welke vraag die je bij 1 hebt genoteerd is jouw 'hamvraag'?

Slide 24 - Open vraag