Nederlands Tekststructuren

Vaste tekststructuren
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vaste tekststructuren

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Uitleg tekststructuren 
  • Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn tekststructuren en wat heb je er aan voor het examen? 

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn tekststructuren?

Slide 4 - Woordweb

Tekststructuren 
Bij langere teksten wordt het onderwerp behandeld via een vaste structuur. Als je die kent, scheelt dit weer bij het examen! 

Wat staat er in de inleiding, het middenstuk en slot? 
Het tekstdoel van de schrijver kun je vinden in een structuur 

Vaak al te herkennen in de inleiding


Slide 5 - Tekstslide

7 vaste tekststructuren
1. aspectenstructuur
2. verleden/heden/toekomststructuur
3. voor-en nadelenstructuur
4. vraag-antwoordstructuur
5. argumentatiestructuur
6. probleem/oplossingstructuur
7. verklaringsstructuur

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Vaste tekststructuren
  • Aspectenstructuur: Tekst met onderwerp & diverse verschillende aspecten
  • Verleden/heden/toekomst structuur: Tekst met onderwerp & vroeger, nu, toekomst
  • Voor- en nadelenstructuur: Tekst met onderwerp & voor- en nadelen
  • Vraag/antwoordstructuur: Tekst met vraag & antwoord

Slide 8 - Tekstslide

Vaste tekststructuren
  • Argumentatiestructuur: tekst start met een mening of standpunt, gevolgd door argumenten.
  • Probleem/oplossingsstructuur: Tekst begint met een probleem, gevolgd door oplossingen.
  • Verklaringsstructuur: Tekst begint met een verschijnsel, gevolgd door eventuele verklaringen.

Slide 9 - Tekstslide

Aspectenstructuur
  • Inleiding: onderwerp
  • Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
  • Slot: samenvatting 

Voorbeeld: "Welke invloed heeft energydrank op jongeren?" 

Slide 10 - Tekstslide

Verleden-heden-toekomststructuur
  • inleiding: introductie onderwerp
  • Middenstuk:  situatie vroeger, situatie nu, situatie toekomst
  • slot: conclusie (toekomstverwachting)

Voorbeeld: Hoe is de gloeilamp ontstaan en gebruiken we die nu nog? 



Slide 11 - Tekstslide

Voor-nadelenstructuur
  • Inleiding: vraag of stelling
  • Middenstuk: voordelen/nadelen
  • Slot: afweging /conclusie 

Voorbeeld: "Wat zijn de voor- en nadelen van het starten van een lesdag om tien uur?"

Slide 12 - Tekstslide

Vraag-antwoordstructuur
  • Inleiding: vraag
  • Middenstuk: antwoord 
  • Slot: samenvatting of conclusie 

Voorbeeld: "Welke maatregelen kan ik treffen tegen de opwarming van de aarde?" 

Slide 13 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
  • Inleiding: standpunt
  • Middenstuk: argumenten voor het standpunt / tegenargument / weerlegging
  • Slot: herhaling stelling / beantwoorden van de vraag 

Voorbeeld:"Het opvoeden van kinderen is onzin" 

Slide 14 - Tekstslide

Probleem-oplossingstructuur 
  • inleiding: probleem
  • middenstuk: gevolgen, oorzaken, oplossingen
  • slot: afweging (beste oplossing) conclusie 
In de kern werk je het probleem uit 

Voorbeeld: "Hoe lossen we het eierentekort op?"


Slide 15 - Tekstslide

Verklaringsstructuur 
  • Inleiding: noemen van een bepaald verschijnsel 
  • Middenstuk: kenmerken, voorbeelden, verklaringen, oorzaken, redenen
  • Slot: samenvatting

Voorbeeld: "Kaalheid bij mannen" 


Slide 16 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je door tijdsaanduidingen in de tekst?
A
Verleden/heden (toekomst) structuur
B
Argumentatiestructuur
C
Voor/nadelenstructuur
D
Aspectenstructuur

Slide 17 - Quizvraag

Hoe heet de volgende tekststructuur?
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp
Slot: samenvatting

A
ASPECTENSTRUCTUUR
B
ONDERWERP STRUCTUUR
C
VOOR- EN NADELEN STRUCTUUR
D
VRAAG- EN ANTWOORD STRUCTUUR

Slide 18 - Quizvraag

Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur

Slide 19 - Quizvraag

Welke vaste tekststructuur is zeker niet geschikt voor een uiteenzetting?(informatieve tekst)
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag-antwoord-structuur
C
Een argumentatie-structuur
D
Een verklaringstructuur

Slide 20 - Quizvraag

Welke tekststructuur past niet bij het betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 21 - Quizvraag

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 22 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
Lezen 2.1 

Slide 24 - Tekstslide