Wie weet welk schema bij het bijvoeglijk naamwoord hoort?
Slide 5 - Tekstslide
Het bijvoeglijk naamwood
- Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig nw.
In het Frans pas je het bijvoeglijk naamwoord aan, aan het zelfstandig naamwoord dat erbij hoort.
Bijvoorbeeld:
Le garçon porte une vestenoire.
Slide 6 - Tekstslide
Het bijvoeglijk naamwoord schema
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es
Slide 7 - Tekstslide
Voorbeelden
Le sac à dos (rouge) -> le sac à dos rouge
Ma soeur est (grand) -> ma soeur est grande
Les garçons (intelligent) -> les garçons intelligents
Mes copines sont (petit) -> mes copines sont petites
m
v
enk
-
+e
mv
+s
+es
Slide 8 - Tekstslide
Als het bijvoeglijk naamwoord al eindigt op een 'e' of 's' .....
La voiture (rouge) -> rouge.
Les sacs à dos (gris) -> gris.
m
v
enk
-
+e
mv
+s
+es
Slide 9 - Tekstslide
Uitzonderingen (die niet volgens het schema gaan)
Slide 10 - Tekstslide
De plaats van het bijv. nw
Het bijvoeglijk naamwoord staat altijd ACHTER het zelfst. nw
- un garçon intelligent
- une route dangereuse
Máár de uitzonderingen in het BOVENSTE lijstje (vorige dia)
+ grand, petit, joli staan altijd VOOR het zelfstandig naamwoord
- une longue route
Slide 11 - Tekstslide
Samenvatting
Is het bijvoeglijk naamwoord een uitzondering? -> je hebt geleerd hoe je hem juist moet opschrijven én je weet dat het VOOR het zelfstandig naamwoord moet
Is het bijvoeglijk naamwoord geen uitzondering? -> je schrijft het op aan de hand van het bijv. nw schema én je weet dat het
ACHTER het zelfstandig naamwoord moet
Slide 12 - Tekstslide
Hoe wordt het op de toets gevraagd?
Schrijf het bijv. nw in de juiste vorm en zet hem op de juiste plek.
(noir) Il a les _______ cheveux ________.
(nouveau) Elle veut acheter une _______ voiture _______.