Cap 4 verbo ir + la hora bron D, E y F

Capítulo 4 - gramática
* Herhalen onregelmatige werkwoord 'ir' (=gaan)
*Frases clave
* El horario (=het rooster) / tijden
* Woordjes oefenen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Capítulo 4 - gramática
* Herhalen onregelmatige werkwoord 'ir' (=gaan)
*Frases clave
* El horario (=het rooster) / tijden
* Woordjes oefenen

Slide 1 - Tekstslide

¿Cuál es la fecha de hoy?
¿Qué fecha es hoy?
Hoy es ________________(día)
_____(número) de _______________(mes)

Escribe la fecha en tu cuaderno 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Ir+a & vervoermiddelen
Voy al instituto en coche.
Vamos a la biblioteca a pie.
Va a la playa en tren.
Váis al cine a caballo
Van al supermercado en autobús
Voy al museo en bicicleta. 
A+EL=AL
timer
2:30

Slide 4 - Tekstslide

¡Buen trabajo chicos!
Ahora:  Frases clave TB Página 37
WB ejercicios 15 + 16 + 17 (pág 14 - 16)
timer
0:15

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

¡Buen trabajo chicos!
Ahora:
TB Página 38
WB página 18 : ejercicios 18 y 19

timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

¿Cómo vas?
coche

Slide 10 - Tekstslide

¿Cómo vas?
autobús

Slide 11 - Tekstslide

¿Cómo vais?
a pie

Slide 12 - Tekstslide

¡A trabajar!
hacer ejercicios: 12, 13c y 14 a,b

Slide 13 - Tekstslide

¡Escuchar!
  • a) 333
  • b) 679
  • c) 510
  • d) 977
  • e) 701
  • f) 480
  • g) 992
  • h) 217

Slide 14 - Tekstslide

Om welk vak 
gaat het? 
  1. Historia
  2.  Economía
  3. Francés
  4. Castellano
  5. Geografía
  6. Educación física
  7. Inglés
  8. Biología
  9. Alemán
  10. Química
  11. Física
  12. Matemáticas
Las asignaturas

Slide 15 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

timer
2:00

Slide 17 - Tekstslide

Fuente F p38






Ahora ejercicio 20 => escuchar

Slide 18 - Tekstslide

2. Los números hasta 1000
Nu volgen er een aantal vragen over de getallen t/m 1000 die je hebt geleerd 
Lees de vraag goed en let op de spelling!

Slide 19 - Tekstslide

1000 =
A
mil
B
million

Slide 20 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde (je begint bij 0)
1
2
3
4
5
cero
ochenta y tres
ochocientos trece
quinientos veinticuatro
ciento setenta y dos

Slide 21 - Sleepvraag

Welk cijfer wordt hier genoemd?

'En la tienda hay doce probadores'
A
212
B
2
C
200
D
12

Slide 22 - Quizvraag

Welk cijfer wordt hier genoemd?
'Madrid tiene ciento cincuenta autobuses'
A
115
B
150

Slide 23 - Quizvraag

Welk cijfer wordt hier genoemd?
'Las gafas de sol cuestan trescientos noventa y siete euros'
A
379
B
397

Slide 24 - Quizvraag

Welk cijfer wordt hier genoemd?
'En el restaurante hay seiscientas dieciocho personas'
A
618
B
718

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

y... ¿Qué has aprendido hoy?
¿Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 27 - Tekstslide