H6 Lezen tekst en publiek

H6 Lezen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H6 Lezen

Slide 1 - Tekstslide

lesplan
theorie H6
quiz
weektaak:

Slide 2 - Tekstslide

herhaling: Waar let je op als je een tekst kritisch gaat lezen? (2x)

Slide 3 - Open vraag

Lesdoelen
Je kan bepalen voor welk publiek een tekst geschreven is.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Tina' geschreven?
A
Vrouwen
B
Mannen
C
Jonge meiden
D
Jongens

Slide 6 - Quizvraag

Waaraan kun je zien dat het voor jonge meiden is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alle drie

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Voetbal International' geschreven?
A
volwassenen
B
tieners
C
volwassenen die interesse hebben in voetbal
D
Iedereen die voetbal interessant vindt.

Slide 9 - Quizvraag

Waaraan kun je zien dat het voor iedereen die voetbal interessant vindt, is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alle drie

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Plus' geschreven?
A
volwassenen
B
pubers
C
mensen boven de 50 jaar
D
mensen onder de 50 jaar

Slide 12 - Quizvraag

Waaraan kun je zien dat het voor mensen boven de 50 jaar is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alle drie

Slide 13 - Quizvraag

Tekst en publiek
Een schrijver houdt altijd rekening met zijn publiek, want anders bereikt hij zijn doel niet. Je kunt aan verschillende dingen zien voor welke lezers een tekst bedoeld is:

Slide 14 - Tekstslide

het onderwerp
Een tekst over de nieuwste schoolagenda's is voor jongeren en een tekst over uitjes met je kleinkinderen is voor ouderen.

Slide 15 - Tekstslide

de bron
Een tekst in Fashionasta is voor meisjes en een tekst op de website van Power Unlimited is meer voor jongens. Zo zijn er ook bladen en websites voor vrouwen (LINDA), mannen (AutoWeek), tuinliefhebbers (Groei & Bloei) en ga zo maar door. Dagbladen (kranten) zijn meestal gericht op een algemeen publiek.

Slide 16 - Tekstslide

het taalgebruik
Een tekst in een jongerenkrant heeft korte zinnen en weinig moeilijke woorden. Een wetenschappelijke tekst heeft vaak lange zinnen en veel moeilijke woorden.

In teksten die voor een specifiek publiek zijn bestemd, lees je meer jargon (vaktermen), zoals blancheren en julienne in recepten voor kookfanaten.

Teksten voor jongeren herken je vaak aan typische jongerenwoorden, zoals 'epic' en 'lit'; ook word je als lezer dan meestal met 'jij ' en 'jou' aangesproken.

Slide 17 - Tekstslide

de lay-out
Advertenties, teksten voor jongeren en populaire weekbladen voor een breed publiek (zoals Quest, Glossy) zijn vaak rijk geïllustreerd en hebben meestal grote koppen en veel kleuren.

Tijdschriften voor een kleiner publiek (zoals Onze Taal, New Scientist) hebben niet zoveel illustraties en zijn vaak zakelijker opgemaakt.   

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 1: tekst 1
De vraag staat op de volgende slide.

Slide 19 - Tekstslide


Waaruit komt tekst 1?
A
Cosmopolitan, voor liefhebbers van mode
B
7Days, voor jongeren van 12 tot 18 jaar
C
Reiz&, voor echte reisliefhebbers
D
Noordhollands dagblad, voor lezers van alle leeftijden

Slide 20 - Quizvraag

Opdracht 1: tekst 2
De vraag staat op de volgende slide.

Slide 21 - Tekstslide


Waaruit komt tekst 2?
A
Cosmopolitan, voor liefhebbers van mode
B
7Days, voor jongeren van 12 tot 18 jaar
C
Reiz&, voor echte reisliefhebbers
D
Noordhollands Dagblad, voor lezers van alle leeftijden

Slide 22 - Quizvraag

Opdracht 1: tekst 5
De vraag staat op de volgende slide.

Slide 23 - Tekstslide


Waaruit komt tekst 5?
A
Spoor, voor abonnementhouders van NS
B
Plus Magazine, voor lezers van middelbare leeftijd
C
Reiz&, voor echte reisliefhebbers
D
Noordhollands Dagblad, voor lezers van alle leeftijden

Slide 24 - Quizvraag

Waar let je op om te bepalen voor welk publiek een tekst is bedoeld?

Slide 25 - Open vraag

Weektaak
Hoofdstuk 6 lezen opdracht 1,2 en 4

Slide 26 - Tekstslide