3H

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Bonjour 3VA, prends ton livre

Les buts

-Je kunt je mening geven over een vakantieverblijf

-je kunt een zin eenvoudiger maken door het lijdend voorwerp te vervangen door "le, la, l' of les"

Toets is gepland op donderdag 6 april. Het is een lees- en      luistertoets. 

Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp 

-Le vervangt een woord dat mannelijk enkelvoud is:

Tu regardes le film? - Oui, je le regarde.

-La vervangt een woord dat vrouwelijk enkelvoud is:

Tu vois la fille? - Oui, je la vois.

-L' vervangt een woord dat m/v enkelvoud is, als er klinkerbotsing ontstaat.

Tu aimes la pizza? Oui, je l'aime beaucoup! 

-Les vervangt een woord dat mannelijk/vrouwelijk meervoud is:

Tu veux donner les livres? - Oui, je veux les donner à toi.

Plaats van het persoonlijk v.n.w. 

Het persoonlijk voornaamwoord (le, la, l' of les) staat... 

1. voor het eerste werkwoord in de zin (persoonsvorm)

2. als er een heel werkwoord in de zin staat, staat het voor het hele werkwoord 

Plaats: voor het eerste werkwoord

Tu fais la tarte? Oui, je .. fais maintenant.

Tu as fait la tarte? Oui, je .. ai .. fait hier.

Plaats: voor het eerste werkwoord

Tu fais la tarte? Oui, je la fais maintenant.

Tu as fait la tarte? Oui, je .. ai .. fait hier.

Plaats: voor het eerste werkwoord

Tu fais la tarte? Oui, je la fais maintenant.

Tu as fait la tarte? Oui, je l'ai fait hier.

Plaats: een heel werkwoord in de zin 

Het staat voor het hele werkwoord

Tu veux prendre le métro? Oui, je .... veux ... prendre. 

Plaats: een heel werkwoord in de zin

Het staat voor het hele werkwoord

Tu veux prendre le métro? Oui, je veux le prendre. 

Plaats: een heel werkwoord in de zin

Het staat voor het hele werkwoord

Tu aimes acheter les vêtements? Oui, j' ... aime ... acheter.

Plaats: een heel werkwoord in de zin

Het staat voor het hele werkwoord

Tu aimes acheter les vêtements? Oui, j'aime les acheter.

Vous voulez savoir le prix de la moto?
Oui, je veux ..... savoir.

1. le
2. la
3. les

Vous savez la réponse, madame?
Oui, je ..... sais.

1. le
2. la
3. les

Elle a répondu la carte?
Oui, elle ..... a répondu.

1. le
2. la
3. les
4. l'

faire et devoirs

-Je kunt informatie vinden in korte teksten.

Faire:

29, 30, 31, 32a

Les devoirs de jeudi

-Faire: 29, 30, 31, 32a / verbuga werkwoorden oefenen.

-Apprendre: persoonlijk voornaamwoord H (page 127)

-Répéter ABEF, Phrases-clés C en G, Grammaire D + H