§3.4 Nog meer bankzaken?

Welkom  
economen!
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom  
economen!

Slide 1 - Tekstslide

H3 De bank en jouw geld
3.1 Hoe betaal je? 
3.2 Waarvoor zou je sparen?
3.3 Geld lenen kost geld! 
3.4 Nog meer bankzaken


Slide 2 - Tekstslide

Doelen vandaag
  • Je kunt uitleggen wat de rol van banken is in ons geldverkeer
  • Je kunt de voor- en nadelen benoemen van beleggen vergeleken met sparen
  • Je kunt uitleggen wat je met de wisselkoers van vreemde valuta kunt omrekenen
  • Je kunt berekenen hoeveel vreemd geld je voor een bedrag in euro's krijgt
  • Je kunt een bedrag in vreemd geld omrekenen naar euro's

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag
1. Terugblik §3.3
2. Doornemen §3.4
3. Zelfstandig werken
4. Afsluiting en huiswerk

Slide 4 - Tekstslide

Wat is géén vorm van consumptief krediet?
A
Hypotheek
B
Doorlopend krediet
C
Persoonlijke lening
D
Koop op afbetaling

Slide 5 - Quizvraag

Herhaling
groeifactor
kredietkosten 

Slide 6 - Tekstslide

Groeifactor
Erik heeft € 13.000 op zijn internetspaarrekening (rente op rente) staan. Het rentepercentage is 0,5% op jaar basis. Hoeveel spaargeld heeft Erik na 6 jaar op zijn internetspaarrekening staan? 


Slide 7 - Tekstslide

Groeifactor
Erik heeft € 13.000 op zijn internetspaarrekening (rente op rente) staan. Het rentepercentage is 0,5% op jaar basis. Hoeveel spaargeld heeft Erik na 6 jaar op zijn internetspaarrekening staan? 

0,5 : 100 + 1 = 1,005 
13.000 x 1,005^6 = € 13.394,91

Slide 8 - Tekstslide

Kredietkosten (in procenten)
Milou leent € 15.000 voor een nieuwe badkamer. Ze betaalt de lening terug in 3 jaar met een maandtermijn van € 487,50. 
a. Bereken de kredietkosten
b. Bereken de kredietkosten in procenten van het geleende bedrag 

Slide 9 - Tekstslide

Kredietkosten (in procenten)
Milou leent € 15.000 voor een nieuwe badkamer. Ze betaalt de lening terug in 3 jaar met een maandtermijn van € 487,50. 
a. Bereken de kredietkosten
b. Bereken de kredietkosten in procenten van het geleende bedrag 
a. 36 x 487,50 = € 17.550 --> 17.550 - 15.000 = € 2.550

Slide 10 - Tekstslide

Kredietkosten (in procenten)
Milou leent € 15.000 voor een nieuwe badkamer. Ze betaalt de lening terug in 3 jaar met een maandtermijn van € 487,50. 
a. Bereken de kredietkosten
b. Bereken de kredietkosten in procenten van het geleende bedrag 
a. 36 x 487,50 = € 17.550 --> 17.550 - 15.000 = € 2.550
b. 2.550 : 15.000 x 100 = 17%

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste verschil tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet?
A
Een persoonlijke lening is alleen voor jou.
B
Een persoonlijke lening heeft een hogere rente
C
Een doorlopend krediet heeft een hogere rente
D
Bij een doorlopend krediet kan je eenmaal afbetaalde bedragen weer opnieuw opnemen.

Slide 12 - Quizvraag

Is een telefoon kopen op afbetaling een lening?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn kredietkosten?
A
Rente
B
Afsluitkosten e.d.
C
Rente + Afsluitkosten e.d.

Slide 14 - Quizvraag

We hebben te maken met een consumptief krediet als...
A
je geld leent voor een aankoop van een duurzame consumptie
B
je geld leent voor het kopen van een woning
C
je geld leent om een onverwachte gebeurtenis op te vangen

Slide 15 - Quizvraag

Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de kredietkosten?
A
€1000
B
€1200
C
€1300
D
€1400

Slide 16 - Quizvraag

Opgave bespreken
opgave 10, 13

Slide 17 - Tekstslide

Uitleg
Par 3.4 Nog meer bankzaken?

Slide 18 - Tekstslide

Banken
Bemiddelen tussen vraag en aanbod van geld

  • Aanbod van geld: huishoudens spaargeld
  • Vraag van geld: huishoudens & bedrijven
  • Rentemarge banken

Slide 19 - Tekstslide

Beleggen
Beleggen --> geld in iets steken waarvan je verwacht dat het meer waard wordt. Je kunt bijvoorbeeld beleggen in aandelen van een bedrijf. 


Slide 20 - Tekstslide

Beleggen
Beleggen --> geld in iets steken waarvan je verwacht dat het meer waard wordt. Je kunt bijvoorbeeld beleggen in aandelen van een bedrijf. 

Als het goed gaat met het bedrijf, stijgt de koers van het aandeel. Als er winst wordt gemaakt krijg je vaak ook dividend.

Slide 21 - Tekstslide

Beleggen vs Sparen
Sparen
Beleggen
Zekerheid dat je je inleg terug krijgt
Onzekerheid over terugkrijgen inleg
Vaste rente
Onvoorspelbare rente
Levert altijd op
Kan ook geld kosten
Vaak hoger rendement

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Valuta
  • Eurozone: alle landen die met de euro betalen
  • Vreemde valuta: de geldsoort van landen buiten de eurozone

Slide 24 - Tekstslide

Wisselkoers
Voor het omrekenen gebruik je de wisselkoers 
Er zijn 2 koersen: 

  • Vreemde valuta kopen
  • formule: Bedrag in € x de aankoopkoers = 
  • vreemde valuta verkopen
  • formule:  Bedrag in vreemde valuta : de verkoopkoers = 

Slide 25 - Tekstslide

Hoeveel dollar krijg je met € 367? Aankoopkoers is €1,- = $ 1,20

Slide 26 - Open vraag

Na de vakantie heb je nog $250 over. De verkoopkoers is €1,- = $1,22

Slide 27 - Open vraag

Wat zijn vreemde valuta?
A
Buitenlands geld
B
Wisselkoers
C
Provisiekosten
D
Euro's

Slide 28 - Quizvraag

Wat is beleggen?
A
Je steekt dan je geld in iets waarvan je verwacht dat het meer oplevert dan sparen
B
Je steekt dan je geld in iets waarvan je verwacht dat het niets oplevert dan sparen
C
Je zet je geld op een spaarrekening
D
Je stopt je geld in een spaarpot

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de Eurozone?
A
Europa zonder Engeland
B
Europa zonder Brexit
C
Een gebied waar je met Euro's kunt betalen
D
Een gebied waar je juist niet met Euro's kunt betalen

Slide 30 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Doen: maken opgaven §3.4

Vragen? Zacht overleggen met buurman, vinger opsteken

Klaar? samenvatting & herhaling

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk volgende les
Maken: opgaven §3.4 online
Lezen: hoofdstuk 3
Leren:
Overige:

Slide 32 - Tekstslide