M1 - week 9

Bienvenidos
a la clase de español
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bienvenidos
a la clase de español

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week 9 - doelen
- Je weet wat Día de Muertos is
- Je kunt vertellen waar je woont
- Je kunt vertellen wat er in je woonplaats is

Daarvoor heb je nodig:
- de werkwoorder hay en estar
- het bijvoeglijk naamwoord
- het regelmatig werkwoord op -ar, -er en -ir

- Je kunt een reservering aannemen







Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Día de Muertos is een Mexicaanse feestdag ter ere van de doden. 

De Mexicaanse dodendag is een groot spektakel dat vanuit westers perspectief best vreemd kan overkomen.
Zo gaan families van overledenen met drank en voedsel naar het kerkhof en niet zelden eindigt zo'n bezoek in een feest. 
En in het weekend voor de Dag van de Doden trekken mensen verkleed als skeletten door de straten van Mexico-Stad. 
In Mexico staat 1 november in het teken van kinderen die voor hun pubertijd overleden zijn. 
Op 2 november worden alle andere doden herdacht.

Día de los muertos






¿Qué piensas de esta celebración? 
 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben op school.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben student.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is er een hotel in de buurt?
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn drie hotels in de straat
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hotel Isabel ligt in de Marialaan.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hotel Isabel is groot.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hotel Isabel ligt aan zee.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn 104 kamers in Hotel Isabel.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hotel Isabel ligt in Barcelona.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Barcelona is in Spanje.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Barcelona is niet de hoofdstad van Spanje.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verschil Hay, ser en estar

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HAY
Betekent er is/er zijn

Je kunt hay combineren met:
>onbepaald lidwoord (un, una,unos,unas )
>veel (mucho/a/os/as)
>weinig(poco/a/os/as
>een getal
ESTAR 
Betekent zijn/zich bevinden


Je gebruikt estar met een bepaald lidwoord 
EL/LA/LOS/LAS

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Luister naar de volgende opdracht 
Maak notities in jouw schrift 
Wat is te vinden in de stad van het verhaal?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué hay en la ciudad Yecla?

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vertel je welke faciliteiten er WEL zijn in jouw stad/dorp?
Zie pagina 41 van het boek
  • En mi ciudad/pueblo hay: ... y ....
  • Mi ciudad/pueblo tiene: ... y ...
  1. Por ejemplo:
  • En mi ciudad/pueblo hay una iglesia y un restaurante
  • Mi ciudad/pueblo tiene un cine y un supermercado

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vertel je welke faciliteiten er NIET zijn in jouw stad/dorp?

Er is geen... = No hay...

Por ejemplo:

  • No hay un aeropuerto
  • No hay una universidad




Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld:

Soy de Haelen.
Haelen es un pueblo en Limburg.
Está en el sur de Holanda, cerca de Roermond.
En mi pueblo hay una iglesia y una piscina.
En Haelen no hay una playa, ni canales.
Haelen tiene un bosque muy bonito y un mercado pequeño.




Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regelmatige werkwoorden 
Het Spaans kent 3 soorten regelmatige werkwoorden: eindigen op -AR, -ER en -IR

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het regelmatig werkwoord
HABLAR   > HABL-



yo
habl
o
habl
as
él, ella, usted
habl
a
nosotros
habl
amos
vosotros
habl
áis
ellos, ustedes
habl
an

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regelmatige werkwoorden
ik
jij
hij / zij / u
wij
jullie
zij / u (mv)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tarea
Wat?
Maak opdracht 2.09-2.11 (pag 38-40)
Hoe?
Individueel of in tweetallen
Tijd?
15 minuten
Hulp?
Boek of LessonUp/Bord
Eerder klaar?
Start dan met opdracht 2.12

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week 9 - doelen
- Je kunt een reservering aannemen





Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling grammatica

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbos-ar-er-ir

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ser 
ik
yo
soy
jij
eres
hij / zij / u
él / ella / usted
es
wij
nosotros
somos
jullie
vosotros
sois
zij / u (mv)
ellos / ustedes
son

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies