Herhaling fictie blok 1 t/m 3

Fictie 
Herhaling blok 1 t/m 3 
Ter voorbereiding op de schriftelijke overhoring!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Fictie 
Herhaling blok 1 t/m 3 
Ter voorbereiding op de schriftelijke overhoring!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les... 
  • Weet je het verschil tussen fictie en non-fictie;
  • Kun je een 7 verhaalsoorten opnoemen;
  • Weet je welke verschillende personen in een verhaal voor kunnen komen;
  • Weet je op welke manieren een schrijver de tijd in het verhaal kan aangeven;
  • Weet je hoe een gedicht is opgebouwd. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent fictie?
A
verzonnen teksten
B
zakelijke teksten

Slide 3 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Fictie betekent dat je leest over verzonnen verhalen
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Geef voorbeelden van fictie.

Slide 5 - Open vraag

Wat betekent non-fictie?
A
verzonnen teksten
B
zakelijke teksten

Slide 6 - Quizvraag

Geef voorbeelden van non-fictie.

Slide 7 - Open vraag

Genres 
  • Je kunt leesboeken en verhalen verdelen in categorieën. Deze categorieën noemen we genres.
  • Je weet welk genre het is door goed te lezen en te kijken wat het onderwerp is. Bekende genres zijn:
  • Avonturenverhaal, oorlogsverhaal, liefdesverhaal, probleemverhaal, grappig verhaal, meidenverhaal, historisch verhaal

Slide 8 - Tekstslide

Personages

Slide 9 - Tekstslide

Hoe heet de belangrijkste persoon van een verhaal?
A
Bijfiguur
B
Hoofdpersoon

Slide 10 - Quizvraag

Noem een punt waaraan je de hoofdpersoon kunt herkennen.

Slide 11 - Open vraag

Tijd in verhalen
De tijd in verhalen
kan op 5 manieren ontdekt worden.

Slide 12 - Tekstslide

Lees het gedicht
VOOR DE KLAS
 
Ik wou dat ik een slak was
dan kroop ik in mijn huisje weg

een wandelende tak was
onzichtbaar in een kale heg

ik wou dat ik behang was
bij het plafond daar bovenaan

maar liever nog niet-bang-was
om dadelijk voor de klas te staan

Bas Rompa

Slide 13 - Tekstslide

Hoe heet een groepje regels in een gedicht?
A
Strofe
B
Alinea

Slide 14 - Quizvraag

Strofen
Teksten zijn verdeeld in alinea's, dat zijn stukken tekst die bij elkaar horen. 
Gedichten zijn vaak ook verdeeld in stukken. Deze stukken tekst noem je strofen. Tussen elke strofe zit een witregel.

Slide 15 - Tekstslide

Lees het gedicht
VOOR DE KLAS
 
Ik wou dat ik een slak was
dan kroop ik in mijn huisje weg

een wandelende tak was
onzichtbaar in een kale heg

ik wou dat ik behang was
bij het plafond daar bovenaan

maar liever nog niet-bang-was
om dadelijk voor de klas te staan

Bas Rompa

Slide 16 - Tekstslide

Uit hoeveel strofen bestaat dit gedicht?
A
Eén
B
Twee
C
Drie
D
Vier

Slide 17 - Quizvraag

Op welke 5 manieren kan een schrijver aangeven in welke tijd het verhaal zich afspeelt?

Slide 18 - Open vraag

Aan de slag! 
Fluisterend overleg 
Keuze uit:
A) Oefenwerkblad(en) maken 
Klaar?     Nakijken  (of...)

B) Leren theorie fictie of spelling
Open deze LessonUp via gedeelde lessen en maak een theorie-overzicht 

Slide 19 - Tekstslide