Grammar Unit 1 deel 1: Present simple, wh-questions en woordvolgorde

Today's learning goal
Hoe schrijf ik over mijn gewoontes in het weekend thuis?
Vertaal deze zin in het Engels aan het begin en aan het eind van de les.


WELKE TIJD GEBRUIK JE VOOR ROUTINES 
EN GEWOONTES? A OF B? 
A. PRESENT SIMPLE
B. PRESENT CONTINUOUS
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Today's learning goal
Hoe schrijf ik over mijn gewoontes in het weekend thuis?
Vertaal deze zin in het Engels aan het begin en aan het eind van de les.


WELKE TIJD GEBRUIK JE VOOR ROUTINES 
EN GEWOONTES? A OF B? 
A. PRESENT SIMPLE
B. PRESENT CONTINUOUS

Slide 1 - Tekstslide

Hoe schrijf ik over mijn gewoontes in het weekend thuis?
Vertaal deze zin in het Engels

Slide 2 - Open vraag

Welke 7 regels moet je kennen om te schrijven over routines en gewoontes? De 7 regels van Present Simple (=PS)
  1. - PS vorm in positieve zinnen (shit-regel)
  2. - PS vorm in negatieve zinnen (don't/doesn't)
  3. - PS vorm in vragende zinnen (do/does)
  4. - PS uitzonderingsregels met werkwoord 'TO BE' (geen do)
  5. - PS spellingsregels bij positieve zinnen (y, sis-klank)
  6. - Woordvolgorde in een Engelse zin: bijwoorden, plaats en tijd (PvT)
  7. - PS en WH-questions. (Why, when ...)

 

Slide 3 - Tekstslide

          PS vorm in positieve zinnen

They play football every Saturday

He plays football every Saturday
Regel 1
I, you, they, we -> hele werkwoord
She, he, it -> hele werkwoord + s (let op spellingsregels)

Slide 4 - Tekstslide

                PS vorm in negatieve zinnen

I don't like to play football


She doesn't like to play football
REGEL 2
I, you, they, we -> don't + hele werkwoord
She, he, it -> doesn't + hele werkwoord
Let op: geen shitregel gebruik bij negatieve zinnen.

Slide 5 - Tekstslide

P.     PS vorm in vragende zinnen

Do I like to play football?


Does she like to play football?
REGEL 3
I, you, they, we -> Do + hele werkwoord
She, he, it -> Does + hele werkwoord
Let op: geen shitregel gebruik bij vragende zinnen.

Slide 6 - Tekstslide

UITZONDERINGSREGEL 
bij vragen en ontkenningen in PS en ww TO BE

werkwoord TO BE (am/is/are)

I am asleep (=slapend/in slaap)

Which/what one is correct for negative answer? 1 or 2?
  1. I don't am asleep. 
  2. I am not asleep. 
REGEL 4
UITZONDERINGSREGEL: 
Voeg geen 'do/does,don't/doesn't' toe bij ontkennende en vragende zinnen als er een vorm van TO BE in de positieve zin  staat. 
Vormen van TO BE: is, am, are. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

REGEL 5: Present simple spellingregels
He, she, it -> hele werkwoord + s

Werkwoorden eindigend op: 
  • medeklinker + y --> ies                                b. v. cry --> cries
  • -o, -sh, -ch, -x, -z (siz-klank)  --> +es     b.v. relax -->relaxes
  • irregular (=onregelmatig)                           b.v. have --> has

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Niki ....... (love) her dog.
A
love
B
loves
C
lovs
D
loving

Slide 11 - Quizvraag

Jake ....... (watch) his dog
A
watchs
B
watches
C
watch
D
watchiz

Slide 12 - Quizvraag

She .........(study) with a planner.
A
studys
B
studies
C
studis
D
studees

Slide 13 - Quizvraag

I .... to play computer games
A
like
B
likes
C
don't like
D
doesn't like

Slide 14 - Quizvraag

He ..... French very well
A
speak
B
speaks
C
doesn't speak
D
don't speak

Slide 15 - Quizvraag

Regel 6: Plaats van bijwoorden van frequentie  in een Engelse zin
Wat zijn bijwoorden van frequentie?
Wat is hun plek in een Nederlandse en Engelse zin? Vóór of na het werkwoord? 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Bijwoorden van Frequentie
woorden die aangeven hoe vaak je iets doet

Slide 18 - Tekstslide

                            Vóór het hoofdwerkwoord, of na 'to be'. 

I always work on Sundays. 
I have never seen Kenia. 

I am always late. 

REGEL 6
Bijwoorden van frequentie 
vóór het hoofdwerkwoord.
B.v. I always work on Sundays. 

Uitzondering: ww 'to be'
I am always late. 
(bijwoord komt na 'to be')

Slide 19 - Tekstslide

REGEL 6: WORD ORDER = WOORDVOLGORDE: plaats en tijd
Wat verstaan we onder 'plaats en tijd'? 
Plaats = b.v. school, home, Russia
Tijd= b.v. in the morning, every day

REGELS
Regel a: Plaats en tijd komen achteraan in de Engelse zin. 
Regel b: Plaats komt vóór tijd 
(ezelsbruggetje: de letter P komt voor de letter T in het alfabet dus PvT)




Slide 20 - Tekstslide

Vertaal deze 3 zinnen op je worksheet
1. Ik loop elke morgen naar school. ________________________________________

2. Hij eet elke dag eieren. ________________________________________________

3. Wij gaan altijd op zaterdag naar de markt. __________________________________

Remember the rules for word order:
- Plaats vóór Tijd (allebei aan het einde van de zin).

- Bijwoord van frequentie vóór het hoofdwerkwoord behalve bij 'to be'. 

Slide 21 - Tekstslide

REGEL 7: Wh-questions
Why
Where
When
Who
How (how often, how many)
Which (keuze uit klein aantal dingen)
What (keuze uit meerdere dingen)
Whose 

Slide 22 - Tekstslide

Wh-vragen: ps met do/does
Kerim likes pizzas.
What does Kerim like? 

Uitzondering: bij 'to be' geen do/does toevoegen in de wh-vraag.
You are tired.
Are you tired? 

Maak worksheet. 

Slide 23 - Tekstslide

Finish worksheet and hand it in.

Slide 24 - Tekstslide